BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in de Grondwet en wil scholen ruimte geven voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit, mits deze niet leiden tot het verspreiden van antidemocratische of haatdragende denkbeelden. De partij pleit voor minder overheidsbemoeienis, meer vertrouwen in de professionaliteit van leraren en het schrappen van overbodige regels, zodat scholen en docenten meer vrijheid krijgen in de keuze van lesmethodes en invulling van het onderwijs.
BBB vindt dat scholen en leraren meer vrijheid moeten krijgen om hun eigen onderwijsvisie en schoolidentiteit vorm te geven, zolang dit binnen democratische grenzen blijft. Dit betekent minder centrale sturing en meer vertrouwen in de professionaliteit van het onderwijzend personeel, zodat zij zelf kunnen bepalen welke lesmethodes het beste aansluiten bij hun leerlingen.
“Met ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit. BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet.”
“We zetten in op de kennis en ervaring van onderwijzend personeel, scheppen vertrouwen en waarderen hun vakmanschap.”
BBB wil de wildgroei aan regels, protocollen en externe kwaliteitscontroleurs terugdringen, zodat leraren zich kunnen richten op lesgeven in plaats van administratie. Dit vergroot de vrijheid van scholen en docenten om hun onderwijs en lesmethodes naar eigen inzicht vorm te geven.
“Dit betekent in ieder geval een stop op actieprogramma’s, beleidsstukken en kwaliteitscontroleurs.”
“Overbodige regels en protocollen schrappen.”
“Verlaging van de administratielast. Dit geeft meer tijd voor de basistaak; lesgeven.”
Hoewel BBB de vrijheid van onderwijs verdedigt, stelt de partij expliciet dat deze vrijheid niet mag worden misbruikt voor het verspreiden van antidemocratische of haatdragende denkbeelden. De overheid moet deze grens bewaken en waar nodig ingrijpen.
“Scholen mogen niet de ruimte krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden. De overheid moet deze vrijheid beschermen en bewaken.”
“Indien dat niet zo blijkt te zijn, staat BBB open voor aanpassing om te voorkomen dat deze vrijheid onbedoeld bijdraagt aan radicalisering.”
GroenLinks-PvdA wil de vrijheid van onderwijs moderniseren door scholen meer ruimte te geven voor eigen invulling van lesmethodes, maar stelt duidelijke grenzen aan commerciële invloeden en discriminerende toelating. De partij pleit voor een verbod op selectie op basis van geloof of achtergrond en wil publieke middelen uitsluitend inzetten voor onderwijs, niet voor winst. De nadruk ligt op samenwerking, gelijke kansen en het waarborgen van onderwijskwaliteit, met meer toezicht op besteding van middelen en een sterkere rol voor de Onderwijsinspectie.
GroenLinks-PvdA wil artikel 23 van de Grondwet moderniseren zodat scholen geen leerlingen of leraren meer mogen weigeren op basis van geloof of achtergrond. Hiermee wordt de vrijheid van onderwijs beperkt waar het gaat om toelating, maar niet per se op het gebied van lesmethodes. Dit adresseren ze als een maatregel tegen discriminatie en voor gelijke toegang.
“We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
“Iedereen mag meedoen. We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
De partij geeft scholen ruimte om zelf onderwijs en bijles te organiseren, maar stelt paal en perk aan commerciële inmenging. Dit betekent dat scholen eigen keuzes mogen maken in lesmethodes, zolang deze niet worden beïnvloed door commerciële partijen. Het doel is om de publieke waarde van onderwijs te beschermen en kansenongelijkheid te verkleinen.
“Scholen krijgen de ruimte om dit zelf te organiseren met (vak)docenten of met maatschappelijke organisaties zonder winstoogmerk. Publiek gefinancierde scholen mogen niet meer samenwerken of gesponsord worden door commerciële bijlesorganisaties.”
“De commercialisering in het onderwijs moet stoppen. Publiek geld moet naar het onderwijs gaan, en niet naar winsten.”
GroenLinks-PvdA wil dat de Onderwijsinspectie meer bevoegdheden krijgt om scholen te controleren op de besteding van onderwijsgeld en de kwaliteit van het onderwijs. Dit kan indirect invloed hebben op de vrijheid van scholen in het kiezen van lesmethodes, omdat er meer verantwoording wordt gevraagd over de inhoud en effectiviteit van het onderwijs.
“De Onderwijsinspectie krijg meer bevoegdheden om scholen te controleren en te corrigeren op de besteding van onderwijsgeld.”
“Schoolbesturen worden steviger aangesproken op achterblijvende onderwijskwaliteit. Onderwijsteams en schoolleiders zijn verantwoordelijk voor een goed pedagogisch-didactisch leerklimaat.”
De partij erkent de waarde van informeel onderwijs, zoals weekendscholen, maar wil optreden als daar les wordt gegeven op een manier die indruist tegen Nederlandse waarden en normen. Dit beperkt de vrijheid van onderwijs waar het gaat om de inhoud van lesmethodes buiten het reguliere onderwijs.
“Helaas zijn er te veel voorbeelden van weekendscholen waar les wordt gegeven op een manier die indruist tegen Nederlandse waarden en normen. Waar dit gebeurt pakken we dit aan.”
De ChristenUnie staat pal voor de vrijheid van onderwijs, waarbij scholen en ouders ruimte krijgen om onderwijs te bieden dat past bij hun eigen (levensbeschouwelijke of onderwijskundige) visie. De partij wil dat scholen zelf bepalen hoe zij hun onderwijs inrichten, met minimale inmenging van de overheid en alleen noodzakelijke randvoorwaarden. Artikel 23 van de Grondwet wordt expliciet verdedigd als waarborg voor deze vrijheid.
De ChristenUnie vindt dat scholen de ruimte moeten krijgen om hun onderwijs naar eigen inzicht vorm te geven, inclusief de keuze van lesmethodes, zolang aan basisvaardigheden wordt voldaan. De partij verzet zich tegen verdere wettelijke eisen en pleit voor vertrouwen in scholen, zodat zij hun eigen pedagogische en didactische keuzes kunnen maken.
“Scholen behouden hun vrijheid in inrichting (dus niet nog meer wettelijke deugdelijkheidseisen), personeelsbeleid en financiering via lumpsum, met extra middelen voor identiteit en kleine scholen.”
“Het is van belang dat scholen rust en ruimte krijgen om hun werk te doen. Daar wordt onderwijs beter van.”
“De overheid respecteert dat de uitvoering in handen is van scholen en stelt alleen randvoorwaarden.”
De ChristenUnie benadrukt dat ouders het recht hebben om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun eigen normen, waarden en (geloofs)overtuiging. Dit recht op onderwijsvrijheid is voor de partij fundamenteel en wordt gezien als waarborg voor diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijs.
“Ouders kunnen vrij kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging of onderwijskundige visie. De ChristenUnie staat daarom pal voor artikel 23 uit de Grondwet.”
“Ouders hebben het recht hun kinderen qua normen, waarden en (geloofs)overtuiging op te voeden zoals zij dat willen. Dat recht werkt door in het onderwijs.”
“Onderwijsvrijheid is een fundamenteel recht dat bescherming nodig heeft.”
DENK verdedigt krachtig de vrijheid van onderwijs en de professionele autonomie van leraren, met nadruk op het behoud van artikel 23 van de Grondwet. De partij wil dat scholen en leraren binnen wettelijke kaders zelf keuzes kunnen maken over lesmethodes, curriculum en de inrichting van onderwijs, met ruimte voor diversiteit en ouderbetrokkenheid. DENK verzet zich tegen extra belemmeringen voor nieuwe scholen en tegen overheidscontrole op religieus onderwijs.
DENK vindt dat leraren meer zeggenschap moeten krijgen over de inhoud en organisatie van hun onderwijs, waaronder de keuze van lesmethodes. Dit moet bijdragen aan beter onderwijs en meer ruimte voor maatwerk, passend bij de behoeften van leerlingen.
DENK staat pal voor het behoud van artikel 23 en wil geen extra belemmeringen voor het stichten van nieuwe scholen. Scholen mogen binnen de wettelijke verplichtingen zelf invulling geven aan onderwijs, inclusief lesmethodes, met ruimte voor diversiteit en ouderwensen.
“Behoud en versterking van bijzonder onderwijs. DENK staat pal voor het behoud van artikel 23. Er worden geen extra belemmeringen opgeworpen om nieuwe scholen te stichten.”
“Scholen hebben binnen de wettelijke verplichtingen de vrijheid om dit zelf in te richten, rekening houdend met de wensen van de ouders.”
“Volledig behoud van bijzonder en religieus onderwijs. DENK verdedigt zonder voorbehoud het recht op religieus en bijzonder onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet blijft onaangetast.”
DENK verzet zich tegen overheidscontrole op religieus en informeel onderwijs en wil bestaande toezichtwetten intrekken. Dit moet de vrijheid van onderwijsinstellingen waarborgen, ook wat betreft de keuze van lesmethodes.
“Geen controle op religieus onderwijs. De wet toezicht op informeel onderwijs wordt zo snel mogelijk ingetrokken.”
FVD wil de vrijheid van onderwijs versterken door scholen en leraren meer autonomie te geven in de inrichting van hun lessen en het curriculum, met behoud van de eigen identiteit van bijzonder onderwijs. Ze pleiten voor het behoud van artikel 23 van de Grondwet, meer professionele ruimte voor docenten, en het recht voor scholen om extra vakken aan te bieden en te differentiëren. De partij verzet zich tegen centralisatie, bureaucratie en ideologische inmenging in het onderwijs.
FVD vindt dat scholen en leraren meer vrijheid moeten krijgen om hun onderwijs en lesmethodes zelf vorm te geven, zodat zij beter kunnen inspelen op de behoeften van leerlingen en hun eigen onderwijsvisie kunnen volgen. Dit moet de kwaliteit en aantrekkelijkheid van het onderwijs vergroten en ruimte bieden voor differentiatie en talentontwikkeling.
“We geven leerkrachten meer autonomie en vertrouwen in de inrichting van hun lessen, zodat zij hun vak met passie en kwaliteit kunnen uitoefenen.”
“We decentraliseren het onderwijs en geven individuele scholen meer autonomie, zodat beslissingen dichter bij docenten, ouders en leerlingen komen te liggen.”
FVD wil dat scholen, met name in het bijzonder onderwijs, hun eigen identiteit en aannamebeleid kunnen behouden. Ze willen artikel 23 van de Grondwet handhaven en scholen de vrijheid geven om extra vakken aan te bieden en te differentiëren naar niveau, zodat onderwijs aansluit bij verschillende talenten en ambities.
“Artikel 23 van de Grondwet moet behouden blijven, zodat bijzonder onderwijs de eigen identiteit kan bewaken en eigen aannamebeleid mag voeren. Scholen krijgen de vrijheid om extra vakken aan te bieden en differentiatie naar niveau blijft bestaan.”
“We behouden artikel 23 Grondwet, zodat scholen in het bijzonder onderwijs hun eigen identiteit en aannamebeleid kunnen behouden.”
“We behouden en verruimen de keuzevrijheid van scholen om extra vakken aan te bieden, zodat leerlingen zich breder kunnen ontwikkelen en scholen kunnen differentiëren.”
FVD wil de macht van grote onderwijskoepels beperken en schoolbesturen teruggeven aan ouders, zodat het onderwijs minder bureaucratisch en meer betrokken wordt. Dit moet leiden tot meer maatwerk en vrijheid op schoolniveau.
“We geven schoolbesturen zoveel mogelijk terug in handen van ouders, zodat onderwijs weer wordt geleid door mensen die betrokken zijn bij de kinderen zelf, niet door beroepsbestuurders.”
JA21 wil het gezag en de professionele autonomie van de docent centraal stellen in het onderwijs, waarbij de leraar leidend is in de keuze van lesmethoden en het onderwijstraject van leerlingen. Tegelijkertijd pleit JA21 voor een debat over de modernisering van artikel 23 van de Grondwet, met als doel de vrijheid van onderwijs te waarborgen, maar wel binnen kaders van Nederlandse normen en waarden en zonder ideologische indoctrinatie. De partij is kritisch op activisme en ideologische beïnvloeding in het onderwijs en wil deze expliciet weren.
JA21 vindt dat de leraar als professional het beste in staat is om te bepalen welke lesmethoden en aanpak het meest geschikt zijn voor zijn leerlingen. De partij wil het gezag van de docent herstellen en diens advies leidend maken, in plaats van inmenging door ouders of schoolleiding. Dit moet de onderwijskwaliteit verbeteren en de vrijheid van de docent in de klas waarborgen.
“De leraar is dan ook als geen ander in staat om een leerling te adviseren. Dat advies moet centraal staan in het bevorderen of laten doorstromen van leerlingen. Niet de wens van de ouders en ook niet de wens van de schoolleiding.”
“Daar zorgt JA21 voor, en wel door de kwaliteiten van docenten maximaal te benutten en hen het vertrouwen te geven dat zij verdienen.”
JA21 stelt dat onderwijs vrij moet zijn van activisme en ideologische beïnvloeding, zodat studenten zich breed kunnen ontwikkelen zonder druk van bepaalde overtuigingen. Dit geldt zowel voor de inhoud van het onderwijs als voor de lesmethoden die worden gebruikt; persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen van docenten horen niet opgedrongen te worden.
“Ons onderwijs hoort vrij van activisme te zijn. De docent moet zijn persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen niet aan zijn studenten opdringen.”
“De universiteiten en HBO-instellingen moeten zorgen voor een veilige omgeving bijvoorbeeld door kaders te stellen wat betreft het ‘activisme-vrij’ zijn van de collegebanken en gebouwen, door uit te spreken dat ideologische beïnvloeding niet wordt getolereerd en bij schending tot ontslag kan leiden...”
JA21 staat open voor een debat over de modernisering van artikel 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van onderwijs regelt. De partij wil deze vrijheid behouden, maar wel binnen de kaders van Nederlandse normen en waarden en zonder ruimte voor segregatie of parallelle samenlevingen.
“JA21 staat open voor een debat of in het huidige tijdsgewricht artikel 23 van de Grondwet met betrekking tot islamitisch onderwijs nog gehandhaafd kan blijven. JA21 pleit voor een modernisering van artikel 23 GW waarbij eerbiediging van de waarden van de democratische rechtstaat zoals gelijkwaardigheid, vrijheid van geloof en meningsuiting en afwijzing van discriminatie, antisemitisme en haat wordt gewaarborgd.”
“Een debat over de modernisering van artikel 23 van de Grondwet.”
De PVV wil de vrijheid van onderwijs beperken door islamitisch onderwijs te verbieden en pleit voor een terugkeer naar gestructureerd, politiek neutraal onderwijs gericht op basisvaardigheden. Lesmethodes die volgens de PVV aanzetten tot "linkse indoctrinatie" of onderwerpen als gender en klimaat behandelen, worden afgewezen. De partij stelt dat opvoeding aan ouders is en dat leraren zich moeten beperken tot het aanleren van hoe te denken, niet wat te denken.
De PVV wil islamitisch onderwijs verbieden en stelt dat deze vorm van onderwijs geen bescherming verdient onder de vrijheid van onderwijs (artikel 23 Grondwet). De partij ziet islamitisch onderwijs als een bedreiging voor vrijheid en democratie, en wil deze grondwettelijke vrijheid dus inperken.
De PVV verwerpt onderwijsvernieuwingen en wil terug naar traditionele, gestructureerde lesmethodes gericht op basisvaardigheden als rekenen, taal en geschiedenis. Politieke en maatschappelijke onderwerpen zoals gender, klimaat en "woke-indoctrinatie" worden uit het curriculum geweerd; opvoeding is volgens de partij aan de ouders.
“Wij willen geen onderwijsvernieuwingen meer. Wij willen terug naar het gestructureerde onderwijs van weleer – met leraren die duidelijk uitleggen, begeleiden en controleren. Geen onderwijs over gender, klimaat of andere linkse indoctrinatie, maar terug naar de basisvaardigheden: rekenen, taal, geschiedenis.”
“Structuur, rust en discipline worden in de klas weer de norm – met politiek neutrale leraren. Alles wat niet met basisvaardigheden te maken heeft, zoals politiek, is opvoeding en dus aan de ouders. Leraren moeten kinderen bijbrengen hóé ze moeten denken, maar niet wát ze moeten denken en vinden.”
De PVV wil dat leraren politiek neutraal zijn en zich beperken tot het aanleren van basisvaardigheden. Lesmethodes die volgens de partij aanzetten tot politieke of maatschappelijke beïnvloeding, zoals de Week van de Lentekriebels, worden expliciet afgewezen.
Volt wil de vrijheid van onderwijs beperken door te stoppen met de financiering van religieuze scholen en het afschaffen van privéscholen, zodat alle scholen publiek toegankelijk worden en kinderen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten. Daarnaast pleit Volt voor een sterker centraal curriculum met verplichte aandacht voor thema’s als inclusie, burgerschap en digitale vaardigheden, waardoor de ruimte voor eigen lesmethodes en invulling door scholen wordt ingeperkt. De partij stelt voor artikel 23 van de Grondwet aan te passen om deze koers mogelijk te maken.
Volt wil een einde maken aan de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, door te stoppen met het bekostigen van religieuze scholen en het afschaffen van privéscholen. Dit moet leiden tot meer ontmoeting tussen kinderen van verschillende achtergronden en het bevorderen van gelijke kansen, maar beperkt de mogelijkheid van scholen om op basis van eigen (levensbeschouwelijke) overtuiging onderwijs en lesmethodes vorm te geven.
“We houden op met het financieren van religieus onderwijs. Voor een open samenleving is het nodig dat kinderen uit alle geloofsovertuigingen elkaar al op school kunnen leren kennen. Door te stoppen met het bekostigen van scholen die één of meerdere geloofsovertuigingen uitdragen, zullen kinderen met verschillende wereldbeschouwingen elkaar eerder ontmoeten en van elkaar leren. Voor het realiseren van dit voorstel is aanpassing van artikel 23 van de Grondwet nodig.”
“We schaffen privéscholen en de IGBO- en IGVO-regelingen af. Alle scholen worden publiek toegankelijk zonder financiële drempels. Zo stimuleren we gelijke kansen voor alle kinderen.”
Volt wil het curriculum centraler vastleggen en de Inspectie van het Onderwijs strenger laten toezien op verplichte thema’s als inclusie, burgerschap, seksuele- en genderdiversiteit, en digitale vaardigheden. Dit beperkt de vrijheid van scholen om eigen lesmethodes en inhoud te kiezen, omdat bepaalde onderwerpen verplicht en uniform behandeld moeten worden.
“Volt vindt dat er op school meer aandacht zou moeten zijn voor media, inclusieve geschiedenis (zoals over het koloniale verleden) en over racisme en discriminatie. Bovendien pleiten wij ervoor dat de Inspectie van het Onderwijs er strenger op toeziet dat alle basisscholen en middelbare scholen onderwijs geven over seksuele- en genderdiversiteit. Scholen geven daarnaast inclusieve seksuele vorming en kinderen leren om respectvol om te gaan met, nu nog, gemarginaliseerde groepen.”
“Volt pleit ervoor dat burgerschapsvorming een vaste plek krijgt in het primair en voortgezet onderwijs. Elk kind, op elke school, moet toegang hebben tot kwalitatief goed burgerschapsonderwijs — gericht op democratisch bewustzijn, sociale veiligheid, inclusie en weerbaarheid.”
“We gaan kritisch naar het huidige curriculum kijken, waarbij we ons onderwijsstelsel toekomstbestendig maken. We stellen prioriteiten door enkele kerndoelen in samenspraak met de Stichting Leerplan Ontwikkeling (SLO) te schrappen of te herzien. Daardoor komt er meer ruimte voor vakken die onze kinderen beter voorbereiden op een complexe maatschappij en veranderende arbeidsmarkt.”
Volt wil scholen minder afhankelijk maken van commerciële aanbieders door een publieke digitale infrastructuur te ontwikkelen, waarmee digitale leermiddelen gratis en centraal beschikbaar worden gesteld. Dit kan de vrijheid van scholen om eigen digitale lesmethodes te kiezen beperken.
“Volt pleit voor een publieke digitale infrastructuur in het onderwijs, zodat scholen onafhankelijk worden van commerciële aanbieders. Door eigen publieke platforms kunnen digitale leermiddelen gratis beschikbaar worden gesteld. Ook is zo een beter toezicht mogelijk op privacy en veiligheid.”
De Partij voor de Dieren vindt dat scholen en leraren meer vrijheid moeten krijgen in de keuze van lesmethodes en het vormgeven van het onderwijs, zolang aan wettelijke eisen wordt voldaan en discriminatie wordt voorkomen. Ze willen commerciële belangen terugdringen, de kwaliteit en inclusiviteit van lesmateriaal waarborgen, en de vrijheid van onderwijs niet laten misbruiken voor uitsluiting of discriminatie. De partij pleit voor meer vertrouwen in onderwijsprofessionals en een grotere rol voor diversiteit en emancipatie in het lesmateriaal.
De PvdD wil dat scholen en leraren meer ruimte krijgen om het onderwijs en de lesmethodes naar eigen inzicht in te vullen, mits aan de wettelijke eisen wordt voldaan. Dit moet het onderwijs persoonlijker en minder toetsgericht maken, met meer aandacht voor de ontwikkeling van de leerling en de expertise van de leraar.
“Basisscholen krijgen de vrijheid af te zien van de doorstroomtoets als zij op een andere manier kunnen aantonen dat aan de wettelijke eisen is voldaan.”
“Ook krijgen leraren binnen het curriculum de tijd en ruimte om aandacht te besteden aan onderwerpen waar zij in geïnteresseerd of gespecialiseerd zijn.”
De partij wil dat de ontwikkeling van lesmethodes niet wordt gedomineerd door commerciële belangen, maar dat kwaliteit, wetenschappelijke basis en inclusiviteit centraal staan. Lesmateriaal moet een representatief beeld van de samenleving geven en bijdragen aan diversiteit en emancipatie.
“Commerciële belangen zijn niet meer leidend in het ontwikkelen van leermethodes. De kwaliteit van onderwijs en de wetenschappelijke basis waarop de leermethode stoelt worden leidend.”
“Samenstellers van leermethoden zorgen bij ieder vak voor een representatieve weerspiegeling van de samenleving in hun lesmateriaal. Er worden hierover afspraken gemaakt met uitgeverijen. Diversiteit, inclusie en emancipatie zijn hierbij een aandachtspunt.”
De PvdD stelt dat de vrijheid van onderwijs niet mag worden ingezet om te discrimineren of groepen uit te sluiten. Ze willen artikel 23 van de Grondwet aanpassen om dit te waarborgen.
“De vrijheid van onderwijs mag niet misbruikt worden om te discrimineren. Intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen zijn onacceptabel. Artikel 23 van de Grondwet wordt daarom aangepast.”
De SGP verdedigt krachtig de vrijheid van onderwijs, waarbij scholen en ouders ruime zeggenschap behouden over de invulling van het onderwijs, inclusief de keuze van lesmethoden. De partij wil dat scholen zonder inmenging van de overheid hun eigen overtuiging kunnen uitdragen in het curriculum en pleit voor subsidiëring van alle erkende lesmethoden, ook op gevoelige thema’s als seksualiteit en relaties, zonder verplichte externe begeleiding. De SGP verzet zich tegen verdere detaillering van overheidsregels en benadrukt het belang van vertrouwen in de professionaliteit van scholen.
De SGP vindt dat scholen, op basis van de vrijheid van onderwijs, zelf mogen bepalen hoe zij wettelijke kernwaarden en het curriculum invullen, inclusief de keuze van lesmethoden. Dit waarborgt dat scholen hun eigen overtuiging kunnen uitdragen en ouders een bewuste keuze kunnen maken. De partij ziet overheidsbemoeienis op dit vlak als ongewenst.
“Scholen houden op grond van de vrijheid van onderwijs voluit de ruimte om in het burgerschapsonderwijs de wettelijke kernwaarden naar eigen overtuiging in te vullen.”
“De overheid dient zowel het recht van ouders te eerbiedigen om een school te kiezen die past bij hun overtuiging als het recht van scholen om voluit uitwerking te geven aan die overtuiging, bijvoorbeeld in het curriculum.”
De SGP wil dat subsidie beschikbaar is voor alle erkende lesmethoden, ook op gevoelige thema’s als seksualiteit en relaties, zonder dat scholen verplicht worden scholing of begeleiding te volgen van specifieke externe organisaties zoals Rutgers of de GGD. Hiermee wordt de keuzevrijheid van scholen en ouders beschermd tegen ideologische sturing van buitenaf.
“Subsidie moet beschikbaar zijn voor alle erkende lesmethoden over seksualiteit en relaties, zonder verplichte scholing en begeleiding van Rutgers of de GGD.”
De SGP pleit voor een terughoudende rol van de overheid in de detaillering van het onderwijs, zodat scholen maximale ruimte houden voor eigen keuzes in lesmethoden en onderwijsinrichting. De partij ziet professionaliteit en autonomie van scholen als essentieel voor goed onderwijs.
“De overheid moet actiever zijn om het stelsel te bewaken en de juiste randvoorwaarden te scheppen, maar minder in detail de inrichting van het onderwijs bepalen.”
“Binnen een duidelijk speelveld is het echt aan de spelers om het spel te spelen. Meer vertrouwen in professionele leerkrachten, bestuurders en ondersteuning is dus nodig.”
BIJ1 wil de vrijheid van onderwijs en lesmethoden beperken waar deze leiden tot racisme, koloniale verheerlijking of kansenongelijkheid. Ze pleiten voor het dekoloniseren van het curriculum, het verbieden van eenzijdig of discriminerend lesmateriaal, en het erkennen van niet-westerse kennis in het onderwijs. Scholen krijgen minder ruimte voor eigen invulling als dit leidt tot uitsluiting of ongelijkheid.
BIJ1 wil dat scholen geen vrijheid meer hebben om lesmateriaal te gebruiken dat koloniale misdadigers verheerlijkt of een eenzijdig Europees perspectief biedt. Het curriculum moet structureel aandacht besteden aan slavernij, kolonialisme en hun doorwerking in het heden, en ruimte bieden aan niet-westerse kennis. Dit beperkt de vrijheid van scholen en docenten om eigen lesmethoden te kiezen als die niet aan deze eisen voldoen.
“Er wordt geen lesmateriaal meer gebruikt waarin docenten een eenzijdig en op Europa gefocust verhaal over de geschiedenis presenteren. Scholen stoppen onmiddellijk met lesmateriaal die koloniale misdadigers verheerlijken. De slavernij en koloniale geschiedenis krijgt een zichtbare plek in het lesmateriaal van het basis- en voortgezet onderwijs.”
“Dit gebeurt onder andere door curricula in het onderwijs te dekoloniseren, gedekoloniseerde lesmethodes en de waarde van niet-westerse kennis te erkennen.”
BIJ1 stelt dat lesmethoden niet mogen bijdragen aan kansenongelijkheid, onderadvisering of discriminatie. Scholen worden verplicht een veilige en inclusieve leeromgeving te creëren, wat de vrijheid beperkt om eigen (mogelijk uitsluitende) lesmethoden te hanteren.
“Scholen gaan verantwoordelijkheid nemen om een veilige leeromgeving te creëren voor achtergestelde groepen leerlingen. We maken wetten en regels in samenwerking met ervaringsdeskundigen en professionals om kansenongelijkheid, onderadvisering en discriminatie binnen onderwijsinstellingen te stoppen.”
BIJ1 wil dat bijlessen op school worden aangeboden en aansluiten op de gehanteerde lesmethoden, in plaats van losse bijlessen buiten school die mogelijk niet passen bij het curriculum. Dit beperkt de vrijheid van ouders en leerlingen om alternatieve lesmethoden te kiezen.
“We geven kinderen van ouders met een laag inkomen niet meer zomaar bijlessen in de bibliotheek die niet aansluiten op specifieke lesmethoden.”
BVNL pleit voor meer vrijheid en autonomie in het onderwijs, waarbij ouders en scholen samen de regie krijgen over de invulling van het onderwijs en de invloed van de staat wordt teruggedrongen. Ze willen het curriculum richten op basisvaardigheden en expliciet directe instructie als leidend didactisch model herstellen, met ruimte voor thuisonderwijs als alternatief. Politiek-ideologische vorming wordt afgewezen en de opvoeding ligt primair bij de ouders.
BVNL vindt dat de invulling van het onderwijs niet door de overheid, maar door ouders en scholen samen bepaald moet worden. Dit vergroot de vrijheid van onderwijs en keuze van lesmethodes, en beperkt de rol van de staat tot een minimum.
“Scholen en ouders krijgen samen de regie over de invulling van het onderwijs. De invloed van de Staat wordt drastisch teruggedrongen.”
BVNL wil dat Expliciet Directe Instructie (EDI) weer het leidende didactische model wordt op lerarenopleidingen. Dit is een concrete keuze voor een bepaalde lesmethode, waarmee ze afstand nemen van andere, mogelijk meer open of ideologisch gedreven onderwijsvormen.
“Op de lerarenopleidingen wordt EDI, Expliciet Directe Instructie hersteld als het leidende didactische model.”
BVNL wil de schoolplicht vervangen door een leerrecht, zodat ouders kunnen kiezen voor thuisonderwijs als alternatief voor regulier onderwijs. Dit vergroot de vrijheid van onderwijs en de keuzevrijheid in lesmethodes.
“De Nederlandse Leerplicht is feitelijk een schoolplicht, en dient te worden vervangen door een Nederlands leerrecht, waarmee elk kind als alternatief het recht krijgt op thuisonderwijs.”
BVNL verzet zich tegen elke vorm van politiek-ideologische beïnvloeding in het onderwijs. Ze vinden dat scholen zich moeten richten op basisvaardigheden en dat de opvoeding primair bij de ouders hoort.
“Het hele onderwijs, van basisschool tot en met universiteit, wordt gevrijwaard van politiek-ideologische vorming van welke stroming of richting dan ook. De opvoeding van kinderen ligt primair bij de ouders, niet bij de school of de overheid.”
Het CDA staat stevig achter de vrijheid van onderwijs, waarbij ouders scholen kunnen kiezen die passen bij hun overtuiging, zolang de kwaliteit en voorbereiding op de samenleving gewaarborgd blijven. De partij benadrukt het belang van diversiteit in lesstof en talentontwikkeling, maar stelt ook grenzen aan deze vrijheid als het ten koste gaat van de kwaliteit of de eigenheid van leerlingen. Concrete voorstellen over lesmethodes worden niet gedaan; de nadruk ligt op het behouden van keuzevrijheid binnen wettelijke kaders.
Het CDA verdedigt het grondwettelijke recht op vrijheid van onderwijs, zodat ouders scholen kunnen kiezen die aansluiten bij hun overtuiging. Deze vrijheid wordt echter begrensd door de eis dat de kwaliteit van het onderwijs en de voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat niet in het geding mogen komen. Het CDA noemt geen specifieke beleidsmaatregelen over lesmethodes, maar benadrukt het belang van diversiteit en eigenheid binnen het onderwijs.
“Het CDA staat pal voor de vrijheid van onderwijs. Dankzij dit grondrecht hebben ouders de mogelijkheid een school te kiezen die past bij hun overtuiging en opvattingen mits dat niet ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs als voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat.”
“Ouders zijn vrij in de schoolkeuze van hun kinderen. Het CDA staat pal voor artikel 23 van de Grondwet.”
“Brede scholen moeten ruimte bieden voor diversiteit in talenten, lesstof en persoonlijke ontwikkeling, zodat gezamenlijkheid niet leidt tot uniformiteit maar tot wederzijdse verrijking.”
Het CDA vindt dat de overheid terughoudend moet zijn met het opleggen van nieuwe taken en leerdoelen aan het onderwijs, en wil het onderwijs zelf meer ruimte geven om invulling te geven aan het curriculum. Dit ondersteunt indirect de vrijheid van scholen in het kiezen van lesmethodes, maar wordt niet expliciet uitgewerkt.
“De overheid is terughoudend met het opleggen van nieuwe taken en leerdoelen aan het onderwijs en het in het leven roepen van nieuwe subsidieregelingen.”
NSC wil de professionele autonomie van leraren en scholen versterken door hen meer zeggenschap te geven over lesmethodes en lesmateriaal, binnen de kaders van het reguliere curriculum en de wet. Ze benadrukken het belang van bewezen effectieve lesmethoden en respecteren de vrijheid van onderwijs, maar stellen duidelijke grenzen aan misbruik en eisen transparantie en toezicht.
NSC vindt dat leraren en vakverenigingen meer invloed moeten krijgen op de keuze van lesmethodes en lesmateriaal, zodat onderwijsinhoud voortkomt uit vakkennis en praktijkervaring. Dit moet het vertrouwen in de leraar herstellen en de kwaliteit van het onderwijs verbeteren.
“Leraren en docenten moeten weer de inhoud bepalen van wat er in de klas gebeurt. We geven vakverenigingen meer zeggenschap over de eindtermen, didactische methodes en lesmateriaal, zodat onderwijsinhoud voortkomt uit vakkennis en praktijkervaring.”
NSC wil dat lesmethoden aantoonbaar effectief zijn en het plezier in leren bevorderen. Onderwijsvernieuwing wordt alleen ingevoerd als deze wetenschappelijk onderbouwd is; ineffectieve vernieuwingen worden teruggedraaid.
“Lesmethoden moeten bewezen werken en het plezier in leren terugbrengen.”
“Onderwijsvernieuwing wordt alleen ingevoerd als dit voldoende wetenschappelijk onderbouwd is en er toetsbare doelen zijn. Vernieuwingen waarvan de effectiviteit onvoldoende kan worden aangetoond worden teruggedraaid.”
NSC erkent de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen, maar stelt dat dit altijd binnen het reguliere curriculum en de wet moet blijven. De Onderwijsinspectie moet hierop toezien en misbruik van de vrijheid van onderwijs wordt niet geaccepteerd.
“We erkennen de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen als basis voor de opvoeding en vorming van kinderen. Hierbij moet worden voldaan aan het reguliere curriculum en aan de wet. De Onderwijsinspectie moet hierop kunnen toezien. We hechten aan artikel 23 van de Grondwet, maar de vrijheid van onderwijs mag niet worden misbruikt.”
De SP wil de vrijheid van onderwijs beperken door te kiezen voor openbare en inclusieve scholen, waarbij scheiding op basis van geloof of levensbeschouwing wordt afgewezen. Leraren krijgen meer autonomie over de inrichting van hun onderwijs en scholen behouden regie over hun eigen lesmethodes, met een nadruk op open en betaalbare leermiddelen in plaats van commerciële platforms.
De SP vindt het achterhaald dat scholen kinderen scheiden op basis van godsdienst of levensbeschouwing en wil daarom de vrijheid van onderwijs moderniseren. Dit betekent een duidelijke voorkeur voor openbare, inclusieve scholen en het beperken van de mogelijkheid tot bijzonder onderwijs op religieuze grondslag.
“Leerlingen scheiden op basis van godsdienst of levensbeschouwing is daarom achterhaald en ongewenst. We willen geen gesloten bolwerken, maar scholen die midden in de samenleving staan. Wij kiezen dan ook voor openbare en inclusieve scholen, waar afkomst, geloof of levensovertuiging geen drempel vormen.”
“We maken daarom een begin met de modernisering van artikel 23 van de grondwet.”
De SP wil dat leraren en scholen zelf meer zeggenschap krijgen over de inrichting van het onderwijs en de gebruikte lesmethodes. Commerciële invloeden en afhankelijkheid van grote techbedrijven worden afgewezen; in plaats daarvan wordt ingezet op open, betaalbare en herbruikbare leermiddelen.
“Geef leraren de ruimte en de regie over hun onderwijs. Geen grote koepels en dure besturen op afstand, maar een overheid die verantwoordelijkheid neemt en een leraar die weet wat het beste is voor zijn of haar leerlingen.”
“De SP wil dat leermiddelen betaalbaar en herbruikbaar zijn en zet in op open en vrij toegankelijke (digitale) materialen. Zo blijft kennis publiek en houden scholen de regie over hun eigen onderwijs.”
D66 geeft leraren en scholen meer ruimte en vertrouwen om hun onderwijs in te richten, maar stelt tegelijkertijd landelijke kwaliteitseisen en stimuleert het gebruik van bewezen effectieve lesmethodes. De partij wil onderwijs op maat mogelijk maken, waarbij leraren professionele vrijheid krijgen, maar binnen duidelijke kaders voor basisvaardigheden en kwaliteit. D66 kiest dus voor een balans tussen autonomie van scholen en leraren en landelijke sturing op kwaliteit.
D66 vindt dat leraren het vertrouwen en de ruimte moeten krijgen om hun vak uit te oefenen en onderwijs op maat te bieden, passend bij de behoeften van leerlingen. Dit betekent meer vrijheid in de keuze van lesmethodes en de inrichting van het onderwijs, zolang de basisvaardigheden en kwaliteit gewaarborgd blijven.
Hoewel D66 ruimte biedt aan scholen en leraren, wil de partij landelijke kwaliteitseisen stellen en het gebruik van bewezen effectieve lesmethodes stimuleren. Dit beperkt de volledige vrijheid van onderwijsinstellingen, maar is bedoeld om de onderwijskwaliteit te verbeteren.
“We zorgen dat pabo’s voldoen aan landelijke kwaliteitseisen voor eindniveau en inhoud, en versterken de academische pabo zodat onderzoek en bewezen effectieve methodes sneller de klas bereiken.”
De VVD wil de vrijheid van onderwijs moderniseren door strengere eisen te stellen aan lesmethoden: alleen wetenschappelijk onderbouwde en bewezen effectieve methoden zijn toegestaan, onder toezicht van de onderwijsinspectie. De partij wil artikel 23 van de Grondwet aanpassen zodat vrijheid van onderwijs niet langer het gelijkheidsbeginsel ondermijnt, en stelt grenzen aan de inhoud van lesmateriaal om haat, geweld of discriminatie te voorkomen. Vrijheid van onderwijs blijft belangrijk, maar wordt ondergeschikt gemaakt aan kwaliteit, effectiviteit en gelijke behandeling.
De VVD vindt dat vrijheid van onderwijs niet mag betekenen dat scholen willekeurige of ideologisch gekleurde lesmethoden mogen gebruiken. Lesmethoden moeten wetenschappelijk onderbouwd en bewezen effectief zijn, en de onderwijsinspectie krijgt een expliciete taak om hierop toe te zien. Dit moet de kwaliteit en objectiviteit van het onderwijs waarborgen.
“Bij het beste onderwijs horen excellente en wetenschappelijk onderbouwde lesmethoden en leermiddelen. De onderwijsinspectie focust zich meer op het handhaven van de basisvaardigheden en ziet toe of de gebruikte lesmethoden wetenschappelijk onderbouwd en bewezen effectief zijn.”
De VVD wil artikel 23 van de Grondwet moderniseren zodat de vrijheid van onderwijs niet langer het gelijkheidsbeginsel ondermijnt. Dit betekent dat scholen geen beroep meer kunnen doen op vrijheid van onderwijs om bijvoorbeeld leerlingen te weigeren of discriminerende lesmethoden te hanteren.
“We blijven zien dat de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, botst met het gelijkheidsbeginsel. Daarom passen we artikel 23 aan, zodat de vrijheid van onderwijs niet langer het gelijkheidsbeginsel ondermijnt.”
De VVD stelt een duidelijke grens aan de inhoud van lesmateriaal: alles wat aanzet tot haat, geweld of discriminatie wordt verboden, en de inspectie krijgt de wettelijke taak hierop te controleren. Dit beperkt de vrijheid van scholen in hun keuze van lesmethoden als deze in strijd zijn met deze waarden.
“Er komt een verbod op lesmaterialen die leerlingen aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt de wettelijke verplichting om hierop te controleren.”
50PLUS benoemt in haar verkiezingsprogramma nauwelijks expliciet de vrijheid van onderwijs of de keuzevrijheid in lesmethodes. Het programma richt zich vooral op het verbeteren van basisvaardigheden en het tegengaan van monopolies van schoolbesturen, maar doet geen concrete uitspraken over de vrijheid van scholen om eigen lesmethodes te kiezen of te ontwikkelen. Er zijn geen specifieke beleidsvoorstellen of standpunten over vrijheid van onderwijs via lesmethodes terug te vinden.
50PLUS wil voorkomen dat schoolbesturen een monopolypositie krijgen in bepaalde regio’s, wat indirect kan bijdragen aan meer diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijsaanbod. Dit raakt zijdelings aan het thema vrijheid van onderwijs, maar er wordt geen direct verband gelegd met lesmethodes of pedagogische vrijheid.
“Het voorkomen van de monopolypositie voor schoolbesturen in bepaalde regio’s.”