De ChristenUnie beschouwt vrijheid van onderwijs als een fundamenteel recht en staat pal voor het behoud van artikel 23 van de Grondwet. Ze willen dat ouders vrij kunnen kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging, en pleiten voor minder overheidsbemoeienis bij de inrichting van scholen. De partij verzet zich tegen extra wettelijke eisen en benadrukt het belang van diversiteit, ouderbetrokkenheid en ruimte voor levensbeschouwelijke vorming.
De ChristenUnie ziet vrijheid van onderwijs als essentieel voor ouderlijke keuzevrijheid en diversiteit in het onderwijs. Ze willen het grondwettelijke recht op onderwijsvrijheid behouden en beschermen tegen verdere inperking, en zijn tegen extra wettelijke eisen die de autonomie van scholen beperken.
“De ChristenUnie staat daarom pal voor artikel 23 uit de Grondwet. Scholen behouden hun vrijheid in inrichting (dus niet nog meer wettelijke deugdelijkheidseisen), personeelsbeleid en financiering via lumpsum, met extra middelen voor identiteit en kleine scholen.”
“Het grondwettelijke recht op onderwijsvrijheid maakt het mogelijk dat verschillende levensbeschouwelijke en pedagogische visies naast elkaar bestaan en versterkt de diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijs.”
“Onderwijsvrijheid is een fundamenteel recht dat bescherming nodig heeft.”
De partij benadrukt dat ouders het recht moeten behouden om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun normen, waarden en (geloofs)overtuiging. Dit recht is volgens de ChristenUnie een verlengstuk van de ouderlijke verantwoordelijkheid voor de opvoeding.
“Ouders kunnen vrij kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging of onderwijskundige visie.”
“Ouders hebben het recht hun kinderen qua normen, waarden en (geloofs)overtuiging op te voeden zoals zij dat willen. Dat recht werkt door in het onderwijs.”
“Ouders en andere opvoeders hebben ruimte en vrijheid nodig om hun kinderen op te voeden volgens hun eigen normen, waarden en (geloofs)overtuiging. Juist ook in de keuze voor onderwijs.”
De ChristenUnie vindt dat scholen rust en ruimte moeten krijgen om hun werk te doen, zonder steeds meer controle en eisen vanuit de overheid. De uitvoering van het onderwijs moet bij de scholen liggen, met de overheid op afstand.
“Het onderwijs staat onder druk door lerarentekorten en doordat de politiek te veel van haar eigen wensen en eisen bij de scholen neerlegt. Scholen en hoger onderwijsinstellingen ervaren te veel controle, waar juist vertrouwen gevraagd wordt.”
“Het is van belang dat scholen rust en ruimte krijgen om hun werk te doen. Daar wordt onderwijs beter van.”
“De overheid respecteert dat de uitvoering in handen is van scholen en stelt alleen randvoorwaarden.”
De partij wil dat levensbeschouwelijke vorming structureel aandacht krijgt op alle scholen en dat de identiteit van scholen, ook in het openbaar onderwijs, wordt beschermd.
“Levensbeschouwelijk onderwijs in het openbaar onderwijs wordt gewaarborgd en leerlingenvervoer beschermd.”
“De ChristenUnie wil dat alle scholen structureel aandacht besteden aan levensbeschouwelijke vorming.”
“De theologische en andere levensbeschouwelijke universiteiten vervullen een belangrijke functie in het bestel. Zij stimuleren de ontwikkeling van levensbeschouwelijke perspectieven in het onderwijs en samenleving.”
De ChristenUnie plaatst vrijheid van onderwijs expliciet in het rijtje van klassieke grondrechten die onder druk staan en die zij actief wil beschermen.
“Naast externe bedreigingen voor onze democratie zien we dat onze klassieke grondrechten dreigen af te brokkelen doordat bijvoorbeeld de vrijheid van onderwijs, de vrijheid van vergadering en het demonstratierecht onder druk staan.”
“De vrijheid van godsdienst, vereniging, onderwijs en meningsuiting zijn belangrijke pijlers van de manier waarop we samenleven. Die mogen niet worden aangetast.”
De SGP beschouwt de vrijheid van onderwijs als een essentieel grondrecht dat onaangetast moet blijven, waarbij artikel 23 van de Grondwet volledig behouden blijft. Scholen en ouders krijgen maximale ruimte om onderwijs naar eigen overtuiging vorm te geven, met nadruk op ouderlijke keuzevrijheid, schoolidentiteit en minimale overheidsbemoeienis. Concrete voorstellen zijn het niet wijzigen van toelatings- en benoemingsregels, versterking van ouderpositie, en bescherming van kleine scholen.
De SGP wil dat de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet volledig behouden blijft. Dit betekent dat regels rond toelating van leerlingen, benoeming van personeel en de invulling van burgerschapsonderwijs door scholen niet worden aangepast. De partij ziet deze vrijheid als fundamenteel voor een pluriforme samenleving en als bescherming van levensbeschouwelijke diversiteit.
“Aan de inhoud van artikel 23 van de Grondwet wordt niet gemorreld. De regels inzake het toelaten van leerlingen, het benoemen van personeel en de burgerschapsopdracht blijven ongewijzigd.”
“Scholen houden op grond van de vrijheid van onderwijs voluit de ruimte om in het burgerschapsonderwijs de wettelijke kernwaarden naar eigen overtuiging in te vullen.”
De SGP benadrukt het recht van ouders om een school te kiezen die past bij hun overtuiging en het recht van scholen om hun identiteit uit te dragen. Dit wordt gezien als een hoeksteen van de vrijheid van onderwijs, waarbij de overheid zich terughoudend moet opstellen en alternatieven voor bestuurlijke fusie moet stimuleren zodat zeggenschap bij ouders en personeel blijft.
“De overheid dient zowel het recht van ouders te eerbiedigen om een school te kiezen die past bij hun overtuiging als het recht van scholen om voluit uitwerking te geven aan die overtuiging, bijvoorbeeld in het curriculum.”
“De positie van ouders krijgt een duidelijke plaats in wetgeving, beleid en toezicht. De wetgeving stimuleert alternatieven voor bestuurlijke fusie en zorgt ervoor dat zeggenschap daardoor zoveel mogelijk zo dicht mogelijk bij ouders en personeel blijft.”
De SGP wil dat kleine scholen, vooral in dunbevolkte gebieden, extra financiële ondersteuning krijgen zonder dat dit ten koste gaat van kleine scholen in grotere gemeenten. Ook wordt de financiering van ouderorganisaties versterkt, zodat de diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijs behouden blijft.
De SGP vindt dat de overheid een bescheiden rol moet spelen en zich moet beperken tot het scheppen van randvoorwaarden, zonder in detail de inrichting van het onderwijs te bepalen. Dit waarborgt de vrijheid van onderwijs en het vertrouwen in professionele leerkrachten en bestuurders.
“Het is hoog tijd dat de overheid een meer bescheiden rol vervult. De overheid moet actiever zijn om het stelsel te bewaken en de juiste randvoorwaarden te scheppen, maar minder in detail de inrichting van het onderwijs bepalen.”
De SGP plaatst de vrijheid van onderwijs in het bredere kader van klassieke vrijheden, zoals godsdienst- en meningsuiting, en ziet deze als essentieel voor een vrije samenleving. De partij benadrukt het belang van zorgvuldige bescherming van deze grondrechten.
JA21 staat kritisch tegenover de huidige invulling van de vrijheid van onderwijs, met name waar deze leidt tot segregatie en parallelle samenlevingen door islamitische scholen. De partij wil een debat over modernisering van artikel 23 van de Grondwet, zodat onderwijsinstellingen verplicht worden Nederlandse democratische waarden te respecteren en ideologische beïnvloeding wordt tegengegaan. Op korte termijn pleit JA21 voor streng toezicht op islamitische scholen en het waarborgen van essentiële Nederlandse waarden in het onderwijs.
JA21 vindt de groei van islamitische scholen onwenselijk vanwege het risico op segregatie en parallelle samenlevingen. De partij wil een debat over het aanpassen van artikel 23 van de Grondwet, zodat vrijheid van onderwijs niet langer kan leiden tot onderwijs dat indruist tegen Nederlandse democratische waarden. Dit standpunt adresseert het spanningsveld tussen vrijheid van onderwijs en integratie/cohesie in de samenleving.
“JA21 vindt de sterke groei van het aantal islamitische basis- en middelbare scholen een onwenselijke ontwikkeling, want dat draagt bij aan segregatie en aan het ontstaan van parallelle samenlevingen. JA21 staat open voor een debat of in het huidige tijdsgewricht artikel 23 van de Grondwet met betrekking tot islamitisch onderwijs nog gehandhaafd kan blijven.”
“JA21 pleit voor een modernisering van artikel 23 GW waarbij eerbiediging van de waarden van de democratische rechtstaat zoals gelijkwaardigheid, vrijheid van geloof en meningsuiting en afwijzing van discriminatie, antisemitisme en haat wordt gewaarborgd.”
“Een debat over de modernisering van artikel 23 van de Grondwet.”
JA21 wil op korte termijn dat de inspectie streng toeziet op islamitische scholen, zodat zij voldoen aan de wettelijke verplichting tot burgerschapsonderwijs en de Nederlandse kernwaarden respecteren. Dit is bedoeld om te voorkomen dat vrijheid van onderwijs wordt misbruikt voor het verspreiden van anti-democratische of discriminerende opvattingen.
JA21 vindt dat vrijheid van onderwijs niet mag betekenen dat scholen of docenten hun persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen opdringen aan studenten. Onderwijsinstellingen moeten een veilige, activisme-vrije omgeving bieden, zodat vrijheid van onderwijs niet leidt tot indoctrinatie of intimidatie.
“Ons onderwijs hoort vrij van activisme te zijn. De docent moet zijn persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen niet aan zijn studenten opdringen.”
“De universiteiten en HBO-instellingen moeten zorgen voor een veilige omgeving bijvoorbeeld door kaders te stellen wat betreft het ‘activisme-vrij’ zijn van de collegebanken en gebouwen, door uit te spreken dat ideologische beïnvloeding niet wordt getolereerd en bij schending tot ontslag kan leiden...”
FVD beschouwt vrijheid van onderwijs als essentieel en wil artikel 23 van de Grondwet behouden, zodat scholen hun eigen identiteit en aannamebeleid kunnen waarborgen. Ze pleiten voor meer autonomie voor individuele scholen, minder macht voor onderwijskoepels en meer zeggenschap voor ouders, om keuzevrijheid en diversiteit in het onderwijs te beschermen.
FVD wil de vrijheid van onderwijs wettelijk beschermen door artikel 23 van de Grondwet te behouden. Dit stelt scholen in staat hun eigen identiteit te bewaken en een eigen aannamebeleid te voeren. Het adresseren van de dreiging van uniformering en het beschermen van diversiteit in het onderwijs staan hierbij centraal.
FVD wil de macht van onderwijskoepels beperken en de autonomie van individuele scholen vergroten. Door beslissingen dichter bij docenten, ouders en leerlingen te leggen, beogen ze meer keuzevrijheid en betrokkenheid, en minder bureaucratie en centralisatie.
“We decentraliseren het onderwijs en geven individuele scholen meer autonomie, zodat beslissingen dichter bij docenten, ouders en leerlingen komen te liggen.”
“We geven schoolbesturen zoveel mogelijk terug in handen van ouders, zodat onderwijs weer wordt geleid door mensen die betrokken zijn bij de kinderen zelf, niet door beroepsbestuurders.”
FVD benadrukt het belang van keuzevrijheid voor scholen om hun onderwijsaanbod te differentiëren en extra vakken aan te bieden. Dit moet ruimte bieden voor talentontwikkeling en het volgen van een eigen leerpad, in plaats van uniformering via bijvoorbeeld middenschool-experimenten.
BIJ1 pleit voor een radicaal gelijke en inclusieve onderwijsvrijheid, waarbij scholen actief verantwoordelijkheid moeten nemen voor een veilige, toegankelijke en niet-discriminerende leeromgeving. De partij stelt dat vrijheid van onderwijs niet mag leiden tot kansenongelijkheid, onderadvisering of discriminatie, en wil wettelijke maatregelen om deze problemen structureel aan te pakken. BIJ1 legt de nadruk op dekolonisatie van het onderwijs en het waarborgen van gelijke uitkomsten voor alle leerlingen, ongeacht achtergrond.
BIJ1 vindt dat vrijheid van onderwijs niet mag betekenen dat scholen ongelijkheid of discriminatie in stand houden. Scholen krijgen de plicht om een inclusieve, veilige omgeving te creëren en worden wettelijk verantwoordelijk gemaakt voor het tegengaan van kansenongelijkheid en discriminatie. Dit standpunt adresseert het risico dat vrijheid van onderwijs leidt tot uitsluiting of ongelijke behandeling.
“Scholen moeten actief verantwoordelijkheid nemen en een veilige en inclusieve omgeving creëren voor al hun leerlingen.”
“Scholen gaan verantwoordelijkheid nemen om een veilige leeromgeving te creëren voor achtergestelde groepen leerlingen. We maken wetten en regels in samenwerking met ervaringsdeskundigen en professionals om kansenongelijkheid, onderadvisering en discriminatie binnen onderwijsinstellingen te stoppen.”
BIJ1 stelt dat vrijheid van onderwijs niet mag betekenen dat scholen een eenzijdig, koloniaal of discriminerend curriculum hanteren. De partij wil wettelijk vastleggen dat lesmateriaal inclusief en dekoloniserend moet zijn, en dat racistische of koloniale verheerlijking uit het onderwijs wordt geweerd. Dit is een directe inperking van de traditionele vrijheid van onderwijs ten gunste van gelijke behandeling en representatie.
“We zetten ons actief in voor het dekoloniseren van het onderwijs door structureel meer aandacht te besteden aan de koloniale geschiedenis. We rekenen af met de focus op Europa en lesmateriaal dat racisme in de hand werkt.”
“Scholen stoppen onmiddellijk met lesmateriaal die koloniale misdadigers verheerlijken. De slavernij en koloniale geschiedenis krijgt een zichtbare plek in het lesmateriaal van het basis- en voortgezet onderwijs.”
BIJ1 verschuift de focus van gelijke kansen naar het afdwingen van gelijke uitkomsten in het onderwijs. Dit betekent dat vrijheid van onderwijs ondergeschikt wordt gemaakt aan het doel van daadwerkelijke gelijkheid voor alle leerlingen, ongeacht hun achtergrond. Dit standpunt adresseert het structurele probleem dat vrijheid van onderwijs in de praktijk tot ongelijke resultaten kan leiden.
“Wij zetten niet in op gelijke kansen - wij eisen de kans op een gelijke uitkomst op voor iedereen. Wat je achtergrond ook is.”
BVNL pleit voor maximale vrijheid van onderwijs door de invloed van de staat sterk te beperken en ouders en scholen meer zeggenschap te geven over de invulling van het onderwijs. Ze willen de leerplicht vervangen door een leerrecht, zodat thuisonderwijs een wettelijk alternatief wordt, en stellen dat de opvoeding primair bij de ouders hoort. Politiek-ideologische beïnvloeding in het onderwijs moet verdwijnen, en het curriculum moet zich richten op basisvaardigheden.
BVNL wil de huidige schoolplicht vervangen door een leerrecht, zodat ouders het recht krijgen om hun kinderen thuisonderwijs te geven. Dit vergroot de onderwijsvrijheid en geeft ouders meer regie over de opvoeding en vorming van hun kinderen.
“De Nederlandse Leerplicht is feitelijk een schoolplicht, en dient te worden vervangen door een Nederlands leerrecht, waarmee elk kind als alternatief het recht krijgt op thuisonderwijs.”
BVNL vindt dat de opvoeding en vorming van kinderen primair bij de ouders hoort en niet bij de staat of school. Ze willen dat ouders en scholen samen de regie krijgen over de invulling van het onderwijs, met drastisch minder invloed van de overheid.
BVNL wil dat het onderwijs volledig gevrijwaard blijft van politiek-ideologische beïnvloeding, zodat leerlingen leren denken in plaats van voorgeschreven krijgen wat ze moeten denken. Dit waarborgt de vrijheid van onderwijs en beschermt tegen indoctrinatie.
D66 benadrukt het belang van gelijke kansen en toegankelijkheid in het onderwijs, waarbij de vrijheid van onderwijs vooral wordt ingevuld als ruimte voor scholen om onderwijs op maat te bieden en samenwerking te zoeken. Het programma bevat geen expliciete voorstellen om de klassieke grondwettelijke "vrijheid van onderwijs" (zoals artikel 23 Grondwet) te wijzigen, maar legt de nadruk op inclusiviteit, samenwerking en het doorbreken van segregatie.
D66 wil dat alle kinderen samen naar school kunnen gaan en dat onderwijs toegankelijk en passend is voor ieder kind, ongeacht afkomst of achtergrond. Dit betekent minder segregatie en meer samenwerking tussen scholen, met als doel gelijke kansen en het doorbreken van patronen van uitsluiting.
D66 erkent de professionele ruimte van leraren en scholen om het onderwijs in te richten op basis van hun eigen visie en expertise, zolang dit bijdraagt aan gelijke kansen en hoge onderwijskwaliteit. De partij ziet deze ruimte als essentieel voor het realiseren van onderwijs op maat en het benutten van talenten.
D66 wil scholen aanmoedigen om samen te werken met andere organisaties in de buurt, zodat kinderen zich breder kunnen ontwikkelen en de school een centrale rol krijgt in de wijk. Dit bevordert inclusiviteit en versterkt de maatschappelijke functie van het onderwijs.
“We moedigen scholen aan om samen te werken met sportclubs, muziekverenigingen en andere organisaties in de buurt. Op zo’n brede buurtschool krijgen kinderen ook na schooltijd de kans om zich te ontwikkelen.”
DENK verdedigt krachtig de vrijheid van onderwijs en het recht op bijzonder (waaronder religieus) onderwijs, met expliciete bescherming van artikel 23 van de Grondwet. De partij wil geen extra belemmeringen voor het stichten van nieuwe scholen, geen extra toezicht op religieus onderwijs, en benadrukt de autonomie van scholen en ouders bij de inrichting van onderwijs, vooral rond diversiteit en levensbeschouwing.
DENK beschouwt het recht op bijzonder en religieus onderwijs als fundamenteel en onaantastbaar. De partij wil artikel 23 van de Grondwet behouden en geen extra beperkingen opleggen aan het stichten van nieuwe scholen. Dit standpunt is een reactie op maatschappelijke discussies over het beperken van religieus onderwijs en het aanpassen van artikel 23.
“Volledig behoud van bijzonder en religieus onderwijs. DENK verdedigt zonder voorbehoud het recht op religieus en bijzonder onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet blijft onaangetast.”
“Behoud en versterking van bijzonder onderwijs. DENK staat pal voor het behoud van artikel 23. Er worden geen extra belemmeringen opgeworpen om nieuwe scholen te stichten.”
DENK verzet zich tegen extra toezicht op informeel en religieus onderwijs. De partij ziet dergelijke maatregelen als een inperking van de vrijheid van onderwijs en religie, en wil bestaande toezichtwetten intrekken.
“Geen controle op religieus onderwijs. De wet toezicht op informeel onderwijs wordt zo snel mogelijk ingetrokken.”
DENK vindt dat scholen binnen de wettelijke kaders vrijheid moeten hebben om onderwijs over diversiteit, non-discriminatie en seksuele vorming zelf in te richten, met ruimte voor de wensen en overtuigingen van ouders. Dit standpunt adresseert het spanningsveld tussen wettelijke verplichtingen en ouderlijke autonomie.
“Scholen hebben binnen de wettelijke verplichtingen de vrijheid om dit zelf in te richten, rekening houdend met de wensen van de ouders.”
“Bij onderwijs over seksuele vorming wordt er meer rekening gehouden met de diversiteit aan opvattingen en overtuigingen in de samenleving. Dit betekent dat ouders die niet willen dat hun kind blootgesteld wordt aan geseksualiseerd materiaal en dit nadrukkelijk zelf met hun kind willen bespreken, hiertoe de mogelijkheid krijgen en ook beter worden betrokken bij de besluitvorming.”
De SP wil de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet moderniseren, waarbij de nadruk verschuift van het recht op bijzonder (religieus) onderwijs naar het bevorderen van openbare, inclusieve scholen waar alle kinderen welkom zijn. De partij pleit voor een algemene acceptatieplicht, het tegengaan van segregatie op basis van geloof of afkomst, en het verbieden van privé-onderwijs, omdat onderwijs volgens de SP een publieke taak is en geen verdienmodel mag zijn.
De SP vindt de huidige vrijheid van onderwijs achterhaald omdat deze leidt tot scheiding van kinderen op basis van geloof of levensbeschouwing. Ze willen artikel 23 van de Grondwet moderniseren om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs en inclusieve scholen waar afkomst, geloof of levensovertuiging geen drempel vormen. Het doel is om onderwijs te verbinden in plaats van te verdelen.
“We maken daarom een begin met de modernisering van artikel 23 van de grondwet. Overal in het land moet voldoende openbaar primair en voortgezet onderwijs zijn. Een openbare school die fuseert blijft openbaar.”
“Geen scholen die kinderen scheiden. Scholen zijn dé plek waar kinderen samen opgroeien, van elkaar leren en een gezamenlijke toekomst opbouwen. De samenleving is niet meer verzuild. Leerlingen scheiden op basis van godsdienst of levensbeschouwing is daarom achterhaald en ongewenst.”
“Wij kiezen dan ook voor openbare en inclusieve scholen, waar afkomst, geloof of levensovertuiging geen drempel vormen.”
Om segregatie en uitsluiting tegen te gaan, wil de SP dat alle scholen verplicht worden ieder kind te accepteren, ongeacht geloof, afkomst, beperking of inkomen. Dit beperkt de vrijheid van scholen om op basis van eigen grondslag leerlingen te weigeren.
“Scholen mogen geen kinderen weigeren. Elke school moet ieder kind accepteren, ongeacht geloof, afkomst, beperking of inkomen. We voeren daarom een algemene acceptatieplicht in.”
De SP wil privé-onderwijs verbieden omdat zij onderwijs als een publieke taak zien en niet als een privilege voor wie het kan betalen. Dit voorstel beperkt de vrijheid van ouders om buiten het publieke systeem om onderwijs te organiseren.
“Privé-onderwijs wordt verboden. Onderwijs is een publieke taak. Privéscholen waar alleen wie het kan betalen goed onderwijs krijgt, worden afgeschaft.”
Het CDA staat onomwonden achter de vrijheid van onderwijs en benadrukt het belang van artikel 23 van de Grondwet, waarmee ouders het recht behouden een school te kiezen die past bij hun overtuiging. Tegelijkertijd stelt het CDA dat deze vrijheid niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van het onderwijs of de eigenheid van leerlingen, en dat diversiteit en verbinding tussen thuis en school centraal moeten staan.
Het CDA beschouwt de vrijheid van onderwijs als een fundamenteel recht waarmee ouders scholen kunnen kiezen die aansluiten bij hun overtuiging, mits dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs of de voorbereiding op samenleven in een democratische rechtsstaat. Het CDA benadrukt ook het belang van ouderbetrokkenheid en de verbinding tussen thuis en school.
“Het CDA staat pal voor de vrijheid van onderwijs. Dankzij dit grondrecht hebben ouders de mogelijkheid een school te kiezen die past bij hun overtuiging en opvattingen mits dat niet ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs als voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat.”
“Ouders zijn vrij in de schoolkeuze van hun kinderen. Het CDA staat pal voor artikel 23 van de Grondwet.”
Het CDA wil dat brede scholen ruimte bieden voor diversiteit in talenten, lesstof en persoonlijke ontwikkeling, en dat gezamenlijkheid niet leidt tot uniformiteit. De vrijheid van onderwijs mag niet ten koste gaan van de eigenheid van leerlingen.
“Brede scholen moeten ruimte bieden voor diversiteit in talenten, lesstof en persoonlijke ontwikkeling, zodat gezamenlijkheid niet leidt tot uniformiteit maar tot wederzijdse verrijking.”
“Kinderen moeten zoveel mogelijk samen opgroeien. Wij zijn voor brede scholen en gezamenlijke huisvesting van verschillende niveaus op dezelfde school in één gebouw mits dit niet ten koste gaat van de eigenheid van leerlingen.”
De PVV wil de vrijheid van onderwijs beperken door islamitisch onderwijs te verbieden en stelt dat deze vorm van onderwijs geen bescherming verdient onder de Grondwet. De partij vindt dat vrijheid van onderwijs niet mag leiden tot het verspreiden van antidemocratische ideeën en wil daarom ingrijpen waar zij deze vrijheid als bedreigend voor de Nederlandse waarden ziet.
De PVV beschouwt islamitisch onderwijs als een bedreiging voor de Nederlandse democratische rechtsstaat en wil deze scholen verbieden, ondanks de grondwettelijke bescherming van de vrijheid van onderwijs. De partij stelt dat grondrechten bedoeld zijn om vrijheid te beschermen, niet om haar af te schaffen, en beroept zich op uitspraken van het Europees Hof over de onverenigbaarheid van de sharia met democratische waarden.
“Daarom stelt de PVV dat islamitisch onderwijs geen bescherming verdient onder artikel 6 of 23 van onze Grondwet en moet worden verboden. Grondrechten zijn er om vrijheid te beschermen, niet om haar af te schaffen.”
“De PVV wil af van het islamitisch onderwijs In Nederland beschermt artikel 6 van de Grondwet de vrijheid van godsdienst, “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” – en artikel 23 de vrijheid van onderwijs, “behoudens het toezicht van de overheid”. Deze vrijheden zijn dus niet onbegrensd.”
De PVV wil de vrijheid van onderwijs beperken door politieke en ideologische neutraliteit te eisen van leraren en scholen. Onderwijs moet zich volgens de partij beperken tot basisvaardigheden, zonder ruimte voor onderwerpen als gender, klimaat of andere vormen van wat zij "linkse indoctrinatie" noemen.
De VVD wil de vrijheid van onderwijs behouden, maar stelt duidelijke grenzen waar deze botst met het gelijkheidsbeginsel en de Nederlandse kernwaarden. Ze pleiten voor modernisering van artikel 23 van de Grondwet, een acceptatieplicht voor bijzonder onderwijs, het afschaffen van identiteitsverklaringen, en meer lokale zeggenschap over nieuwe scholen. De partij wil voorkomen dat vrijheid van onderwijs wordt misbruikt voor uitsluiting, segregatie of het ondermijnen van gelijke rechten.
De VVD vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag leiden tot uitsluiting of discriminatie en wil daarom artikel 23 van de Grondwet aanpassen. Ze willen een acceptatieplicht voor leerlingen in het bijzonder onderwijs en het afschaffen van identiteitsverklaringen, zodat scholen geen leerlingen kunnen weigeren op basis van identiteit of overtuiging.
“We blijven zien dat de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, botst met het gelijkheidsbeginsel. Daarom passen we artikel 23 aan, zodat de vrijheid van onderwijs niet langer het gelijkheidsbeginsel ondermijnt. De vrijheid van onderwijs mag nooit een vrijbrief vormen voor uitsluiting. Er komt een acceptatieplicht van leerlingen in het bijzonder onderwijs. Identiteitsverklaringen schaffen we af.”
De VVD wil de groei van nieuwe (met name orthodoxe en islamitische) scholen beperken door de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen te schrappen. Ze geven de gemeenteraad instemmingsrecht bij het oprichten van nieuwe bekostigde scholen, om lokale zorgen over segregatie en overaanbod serieus te nemen.
“Daarom schrappen we de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen en geven we de gemeenteraad instemmingsrecht bij het oprichten van nieuwe bekostigde scholen.”
De VVD stelt dat vrijheid van onderwijs niet mag betekenen dat scholen lesmateriaal gebruiken dat aanzet tot haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt een wettelijke verplichting om hierop te controleren.
“Er komt een verbod op lesmaterialen die leerlingen aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt de wettelijke verplichting om hierop te controleren.”
De VVD wil niet dat openbare scholen verplicht worden tot het inrichten van stilteruimtes of gebedsruimtes, omdat dit volgens hen haaks staat op de kern van het openbaar onderwijs.
“We staan niet toe dat openbare scholen verplicht worden tot het inrichten van een stilteruimte of een gebedsruimte. Dit staat haaks op de kern van ons openbaar onderwijs.”
NSC erkent de vrijheid van onderwijs als een belangrijk grondrecht, maar stelt duidelijke grenzen aan het misbruik ervan. Ze willen dat scholen en ouders een eigen levensbeschouwelijke grondslag mogen kiezen, mits voldaan wordt aan het curriculum en de wet, en pleiten voor streng toezicht op fundamentalistische stromingen en transparantie in financiering.
NSC ondersteunt de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, maar wil voorkomen dat deze vrijheid wordt gebruikt om fundamentele rechten of de Nederlandse waarden te ondermijnen. Ze leggen nadruk op toezicht, naleving van het curriculum en transparantie, vooral om misstanden en ongewenste buitenlandse invloed te voorkomen.
“We erkennen de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen als basis voor de opvoeding en vorming van kinderen. Hierbij moet worden voldaan aan het reguliere curriculum en aan de wet. De Onderwijsinspectie moet hierop kunnen toezien. We hechten aan artikel 23 van de Grondwet, maar de vrijheid van onderwijs mag niet worden misbruikt.”
“We trekken een duidelijke grens ten aanzien van fundamentalistische stromingen die de vrijheden en mensenrechten aantasten. En aan beïnvloeding door buitenlandse regimes.”
“Religieuze instellingen worden verplicht om transparant te zijn over hoe ze worden gefinancierd. En we accepteren geen praktijken die haaks staan op onze waarden en vrijheden,”
BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, maar wil deze vrijheid begrenzen waar het gaat om het verspreiden van antidemocratische of haatdragende denkbeelden. De partij pleit voor ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit, maar is bereid tot aanpassing van artikel 23 als blijkt dat de huidige wetgeving radicalisering onvoldoende voorkomt.
BBB erkent het belang van vrijheid van onderwijs en schoolidentiteit, maar stelt duidelijke grenzen: scholen mogen geen antidemocratische of haatdragende denkbeelden verspreiden. De overheid moet deze vrijheid actief beschermen en bewaken. Indien de huidige Grondwet ontoereikend blijkt om radicalisering te voorkomen, staat BBB open voor aanpassing van artikel 23.
“BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Scholen mogen niet de ruimte krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden. De overheid moet deze vrijheid beschermen en bewaken. De komende tijd wordt bezien of dit binnen de grenzen van artikel 23 kan. Indien dat niet zo blijkt te zijn, staat BBB open voor aanpassing om te voorkomen dat deze vrijheid onbedoeld bijdraagt aan radicalisering.”
BBB wil dat scholen ruimte krijgen voor hun eigen onderwijsvisie en identiteit, met vertrouwen in de professionaliteit van het onderwijzend personeel. Dit moet bijdragen aan minder werkdruk en meer onderwijskwaliteit, zolang het binnen de wettelijke kaders blijft.
“Met ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit.”
GroenLinks-PvdA wil de vrijheid van onderwijs moderniseren door artikel 23 van de Grondwet aan te passen: scholen mogen niet langer leerlingen of leraren weigeren op basis van geloof of achtergrond. De partij benadrukt dat onderwijs toegankelijk en inclusief moet zijn, waarbij discriminatie wordt uitgesloten en gelijke kansen voorop staan.
GroenLinks-PvdA vindt dat de huidige vrijheid van onderwijs niet mag leiden tot uitsluiting of discriminatie. Door artikel 23 te moderniseren, willen ze waarborgen dat scholen geen leerlingen of leraren mogen weigeren op basis van geloof of achtergrond. Dit moet de toegankelijkheid en gelijkheid in het onderwijs versterken.
“We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
“We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
Volt wil de vrijheid van onderwijs beperken door te stoppen met de bekostiging van religieus onderwijs en het afschaffen van privéscholen, om zo segregatie tegen te gaan en gelijke kansen voor alle kinderen te bevorderen. Hiervoor wil Volt artikel 23 van de Grondwet aanpassen. Hun kernvisie is dat onderwijs publiek, inclusief en toegankelijk moet zijn, zonder financiële of levensbeschouwelijke drempels.
Volt wil dat de overheid stopt met het financieren van scholen die één of meerdere geloofsovertuigingen uitdragen. Zij zien dit als noodzakelijk voor een open samenleving waarin kinderen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten en van elkaar leren. Dit vereist een grondwetswijziging en raakt direct aan de klassieke vrijheid van onderwijs.
“We houden op met het financieren van religieus onderwijs. Voor een open samenleving is het nodig dat kinderen uit alle geloofsovertuigingen elkaar al op school kunnen leren kennen. Door te stoppen met het bekostigen van scholen die één of meerdere geloofsovertuigingen uitdragen, zullen kinderen met verschillende wereldbeschouwingen elkaar eerder ontmoeten en van elkaar leren. Voor het realiseren van dit voorstel is aanpassing van artikel 23 van de Grondwet nodig.”
Volt wil alle scholen publiek toegankelijk maken en financiële drempels wegnemen door het afschaffen van privéscholen en specifieke regelingen voor bijzondere scholen. Dit is bedoeld om gelijke kansen te bevorderen en segregatie tegen te gaan, en raakt aan de vrijheid van onderwijs door de ruimte voor particulier en bijzonder onderwijs te beperken.
“We schaffen privéscholen en de IGBO- en IGVO-regelingen af. Alle scholen worden publiek toegankelijk zonder financiële drempels. Zo stimuleren we gelijke kansen voor alle kinderen.”
50PLUS noemt de term "vrijheid van onderwijs" niet expliciet in haar verkiezingsprogramma en doet geen directe uitspraken over dit grondrecht. Wel pleit de partij voor het voorkomen van een monopolypositie van schoolbesturen in bepaalde regio’s, waarmee zij impliciet aandacht vraagt voor keuzevrijheid en diversiteit in het onderwijsaanbod. Concrete voorstellen over de vrijheid van onderwijs, zoals het recht op bijzonder onderwijs of de rol van levensbeschouwing, ontbreken.
50PLUS wil voorkomen dat schoolbesturen in bepaalde regio’s een monopoliepositie krijgen, om zo de keuzevrijheid van ouders en leerlingen te waarborgen. Dit standpunt raakt aan het principe van vrijheid van onderwijs doordat het pleit voor meer diversiteit en toegankelijkheid binnen het onderwijsaanbod, zonder echter expliciet het grondrecht of de klassieke discussie over bijzonder versus openbaar onderwijs te benoemen.
“Het voorkomen van de monopolypositie voor schoolbesturen in bepaalde regio’s.”
De Partij voor de Dieren erkent de waarde van vrijheid van onderwijs, maar stelt duidelijke grenzen: deze vrijheid mag niet worden gebruikt om te discrimineren. Ze willen Artikel 23 van de Grondwet aanpassen om te voorkomen dat scholen op basis van deze vrijheid discrimineren, met name op het gebied van seksuele oriëntatie en genderdiversiteit.
De PvdD vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag worden misbruikt om discriminatie te rechtvaardigen. Ze willen dat intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen expliciet verboden worden en pleiten daarom voor een aanpassing van Artikel 23 van de Grondwet. Hiermee willen ze gelijke behandeling en inclusiviteit in het onderwijs waarborgen.
“De vrijheid van onderwijs mag niet misbruikt worden om te discrimineren. Intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen zijn onacceptabel. Artikel 23 van de Grondwet wordt daarom aangepast.”