De ChristenUnie verdedigt krachtig de vrijheid van onderwijs en het recht van ouders om te kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging of onderwijskundige visie. Ze willen artikel 23 van de Grondwet behouden, pleiten voor minder overheidscontrole en meer ruimte voor scholen om hun eigen identiteit en inrichting te bepalen. Tegelijkertijd benadrukken ze dat deze vrijheid bijdraagt aan diversiteit, ouderbetrokkenheid en een sterke pedagogische basis.
De ChristenUnie ziet onderwijsvrijheid als een fundamenteel recht dat bescherming nodig heeft, zodat ouders kunnen kiezen voor onderwijs dat aansluit bij hun normen, waarden en (geloofs)overtuiging. Ze willen dat scholen hun eigen inrichting, personeelsbeleid en identiteit behouden, zonder extra wettelijke eisen, en dat de overheid zich terughoudend opstelt. Dit versterkt diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijs.
“Ouders kunnen vrij kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging of onderwijskundige visie. De ChristenUnie staat daarom pal voor artikel 23 uit de Grondwet.”
“Onderwijsvrijheid is een fundamenteel recht dat bescherming nodig heeft.”
“Het grondwettelijke recht op onderwijsvrijheid maakt het mogelijk dat verschillende levensbeschouwelijke en pedagogische visies naast elkaar bestaan en versterkt de diversiteit en keuzevrijheid in het onderwijs.”
De partij vindt dat scholen te veel worden belast met politieke wensen en eisen, waardoor hun vrijheid wordt beperkt. Ze pleiten voor minder wettelijke deugdelijkheidseisen, behoud van lumpsumfinanciering, en extra middelen voor identiteit en kleine scholen. De overheid moet alleen randvoorwaarden stellen en vertrouwen geven aan scholen.
“Scholen behouden hun vrijheid in inrichting (dus niet nog meer wettelijke deugdelijkheidseisen), personeelsbeleid en financiering via lumpsum, met extra middelen voor identiteit en kleine scholen.”
“Scholen en hoger onderwijsinstellingen ervaren te veel controle, waar juist vertrouwen gevraagd wordt. Het is van belang dat scholen rust en ruimte krijgen om hun werk te doen.”
“De overheid respecteert dat de uitvoering in handen is van scholen en stelt alleen randvoorwaarden.”
De ChristenUnie benadrukt dat onderwijsvrijheid niet alleen een recht is, maar ook zorgt voor ouderbetrokkenheid en een pluriform onderwijsaanbod. Dit recht ondersteunt de mogelijkheid voor ouders om hun kinderen op te voeden volgens hun eigen normen en waarden, en garandeert een breed palet aan levensbeschouwelijke en pedagogische visies.
De SGP beschouwt de vrijheid van onderwijs als een fundamenteel recht dat onaangetast moet blijven, waarbij scholen en ouders maximale ruimte krijgen om onderwijs naar eigen overtuiging vorm te geven. De partij verzet zich tegen inmenging van de overheid in de identiteit, toelating en het curriculum van scholen, en pleit voor versterking van ouderzeggenschap en bescherming van artikel 23 van de Grondwet. Concrete voorstellen zijn onder meer het behouden van bestaande regels rond toelating en benoeming, het stimuleren van ouderparticipatie, en het waarborgen van financiering voor kleine scholen en godsdienstig vormingsonderwijs.
De SGP stelt dat artikel 23 van de Grondwet, dat de vrijheid van onderwijs waarborgt, niet mag worden aangepast. Scholen moeten volledige ruimte houden om hun identiteit te bepalen, leerlingen en personeel te selecteren, en het curriculum naar eigen overtuiging in te vullen. Dit standpunt is een reactie op maatschappelijke discussies over beperking van deze vrijheid en benadrukt het belang van keuzevrijheid voor ouders en scholen.
“Aan de inhoud van artikel 23 van de Grondwet wordt niet gemorreld. De regels inzake het toelaten van leerlingen, het benoemen van personeel en de burgerschapsopdracht blijven ongewijzigd.”
“Scholen houden op grond van de vrijheid van onderwijs voluit de ruimte om in het burgerschapsonderwijs de wettelijke kernwaarden naar eigen overtuiging in te vullen.”
“De vrijheid van onderwijs is goed voor heel de samenleving.”
De SGP vindt dat ouders een centrale rol moeten houden in het kiezen van een school die past bij hun overtuiging en in het onderwijsbeleid. De partij wil dat wetgeving alternatieven voor bestuurlijke fusie stimuleert en zeggenschap zo dicht mogelijk bij ouders en personeel houdt. Dit voorkomt centralisatie en waarborgt diversiteit in het onderwijsaanbod.
“De positie van ouders krijgt een duidelijke plaats in wetgeving, beleid en toezicht. De wetgeving stimuleert alternatieven voor bestuurlijke fusie en zorgt ervoor dat zeggenschap daardoor zoveel mogelijk zo dicht mogelijk bij ouders en personeel blijft.”
“De overheid dient zowel het recht van ouders te eerbiedigen om een school te kiezen die past bij hun overtuiging als het recht van scholen om voluit uitwerking te geven aan die overtuiging, bijvoorbeeld in het curriculum.”
De SGP wil dat kleine scholen, vooral in dunbevolkte gebieden, extra financiële ondersteuning krijgen zonder dat dit ten koste gaat van kleine scholen in grotere gemeenten. Ook moet godsdienstig vormingsonderwijs op openbare scholen voldoende bekostigd blijven, waarbij het verzoek van ouders centraal staat. Dit waarborgt de pluriformiteit van het onderwijs en de mogelijkheid voor ouders om onderwijs te kiezen dat aansluit bij hun levensbeschouwing.
“De overheid vergroot de financiële ondersteuning van kleine scholen in dunbevolkte gebieden. Dit mag niet ten koste gaan van kleinere scholen in grotere gemeenten.”
“Het godsdienstig vormingsonderwijs op openbare scholen behoudt voldoende financiering. Daarbij moet het verzoek van ouders centraal blijven staan.”
De SGP erkent het recht op thuisonderwijs en wil dit behouden, maar overweegt een systeem van onderlinge visitatie dat recht doet aan de eigen aard van dit onderwijs. Hiermee wordt geprobeerd de balans te bewaren tussen vrijheid en kwaliteitsbewaking, zonder de eigenheid van thuisonderwijs te ondermijnen.
“Voor het thuisonderwijs wordt een systeem van onderlinge visitatie overwogen dat recht doet aan de eigen aard van dit onderwijs.”
BIJ1 pleit niet expliciet voor "vrijheid van onderwijs" in de klassieke zin (zoals grondwettelijke vrijheid van richting of bijzondere scholen), maar richt zich op het waarborgen van gelijke kansen, inclusiviteit en het dekoloniseren van het onderwijs. Hun voorstellen zijn gericht op het creëren van een veilige, inclusieve en toegankelijke leeromgeving voor alle leerlingen, waarbij discriminatie en kansenongelijkheid actief worden bestreden.
BIJ1 kiest ervoor om de nadruk te leggen op gelijke uitkomsten, inclusiviteit en het tegengaan van discriminatie in het onderwijs, in plaats van op de klassieke vrijheid van onderwijs (vrijheid van richting). Ze willen dat scholen actief verantwoordelijkheid nemen voor een veilige en inclusieve omgeving en dat het onderwijs wordt gedekoloniseerd.
“Wij zetten niet in op gelijke kansen - wij eisen de kans op een gelijke uitkomst op voor iedereen. Wat je achtergrond ook is. Scholen moeten actief verantwoordelijkheid nemen en een veilige en inclusieve omgeving creëren voor al hun leerlingen.”
“We zetten ons actief in voor het dekoloniseren van het onderwijs door structureel meer aandacht te besteden aan de koloniale geschiedenis.”
“Scholen gaan verantwoordelijkheid nemen om een veilige leeromgeving te creëren voor achtergestelde groepen leerlingen. We maken wetten en regels in samenwerking met ervaringsdeskundigen en professionals om kansenongelijkheid, onderadvisering en discriminatie binnen onderwijsinstellingen te stoppen.”
BIJ1 wil het onderwijs hervormen door het lesmateriaal te dekoloniseren en geen ruimte meer te geven aan eenzijdige of koloniale perspectieven. Dit raakt aan de vrijheid van onderwijs, omdat het beperkingen stelt aan de inhoudelijke invulling door scholen.
“Er wordt geen lesmateriaal meer gebruikt waarin docenten een eenzijdig en op Europa gefocust verhaal over de geschiedenis presenteren. Scholen stoppen onmiddellijk met lesmateriaal die koloniale misdadigers verheerlijken.”
“De slavernij en koloniale geschiedenis krijgt een zichtbare plek in het lesmateriaal van het basis- en voortgezet onderwijs.”
BIJ1 stelt voor dat de overheid actief wetten en regels maakt om discriminatie en kansenongelijkheid te bestrijden, en dat Defensie geen rol meer krijgt in scholen. Dit impliceert een beperking van de vrijheid van scholen om hun eigen beleid en gastlessen te bepalen.
“We maken wetten en regels in samenwerking met ervaringsdeskundigen en professionals om kansenongelijkheid, onderadvisering en discriminatie binnen onderwijsinstellingen te stoppen.”
“Het ministerie van Defensie blijft weg uit de scholen. Wervingscampagnes gericht op jongeren stoppen we. Net als gastlessen, sportdagen en trainingen van Defensie die bedoeld zijn om beïnvloedbare jongeren enthousiast te maken voor een rol in het leger.”
De PVV wil de vrijheid van onderwijs beperken door islamitisch onderwijs te verbieden en stelt dat artikel 23 van de Grondwet hiervoor geen bescherming mag bieden. De partij pleit voor een terugkeer naar traditioneel, gestructureerd onderwijs zonder politieke of ideologische invloeden, waarbij opvoeding aan de ouders wordt overgelaten en scholen zich richten op basisvaardigheden.
De PVV ziet islamitisch onderwijs als een bedreiging voor vrijheid en democratie en wil dit verbieden, ondanks de huidige grondwettelijke bescherming van de vrijheid van onderwijs. De partij stelt dat deze vrijheid niet absoluut is en dat islamitisch onderwijs geen bescherming verdient onder artikel 23 van de Grondwet.
“Daarom stelt de PVV dat islamitisch onderwijs geen bescherming verdient onder artikel 6 of 23 van onze Grondwet en moet worden verboden. Grondrechten zijn er om vrijheid te beschermen, niet om haar af te schaffen.”
“De PVV wil af van het islamitisch onderwijs In Nederland beschermt artikel 6 van de Grondwet de vrijheid van godsdienst, “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet” – en artikel 23 de vrijheid van onderwijs, “behoudens het toezicht van de overheid”. Deze vrijheden zijn dus niet onbegrensd.”
De PVV wil af van onderwijsvernieuwingen en ideologische invloeden in het onderwijs. De partij vindt dat scholen zich moeten beperken tot basisvaardigheden en dat opvoeding, waaronder politieke en morele vorming, aan de ouders is. Politieke neutraliteit van leraren wordt benadrukt.
“Wij willen geen onderwijsvernieuwingen meer. Wij willen terug naar het gestructureerde onderwijs van weleer – met leraren die duidelijk uitleggen, begeleiden en controleren. Geen onderwijs over gender, klimaat of andere linkse indoctrinatie, maar terug naar de basisvaardigheden: rekenen, taal, geschiedenis.”
“Structuur, rust en discipline worden in de klas weer de norm – met politiek neutrale leraren. Alles wat niet met basisvaardigheden te maken heeft, zoals politiek, is opvoeding en dus aan de ouders.”
“Politieke neutraliteit van de leraren”
“Geen klimaat- of woke-indoctrinatie op school”
“Opvoeding is aan de ouders”
FVD stelt de vrijheid van onderwijs centraal door het behouden en versterken van keuzevrijheid voor ouders en scholen, met nadruk op het beschermen van de eigen identiteit van bijzonder onderwijs en het vergroten van autonomie voor individuele scholen en leraren. De partij wil artikel 23 van de Grondwet behouden, meer professionele ruimte voor docenten, en minder macht voor onderwijskoepels, zodat beslissingen dichter bij ouders, leerlingen en docenten komen te liggen. FVD verzet zich tegen centralisatie, bureaucratie en ideologische inmenging in het onderwijs.
FVD wil dat ouders en scholen maximale vrijheid behouden om onderwijs te kiezen en vorm te geven, met bescherming van de eigen identiteit van bijzonder onderwijs. Dit wordt gezien als essentieel voor een pluriform en kwalitatief hoogwaardig onderwijssysteem, waarin scholen zich kunnen onderscheiden en ouders echte keuzemogelijkheden hebben.
“Daarnaast staat keuzevrijheid centraal. Artikel 23 van de Grondwet moet behouden blijven, zodat bijzonder onderwijs de eigen identiteit kan bewaken en eigen aannamebeleid mag voeren.”
“We behouden artikel 23 Grondwet, zodat scholen in het bijzonder onderwijs hun eigen identiteit en aannamebeleid kunnen behouden.”
“We behouden en verruimen de keuzevrijheid van scholen om extra vakken aan te bieden, zodat leerlingen zich breder kunnen ontwikkelen en scholen kunnen differentiëren.”
FVD wil minder macht voor onderwijskoepels en meer autonomie voor individuele scholen en docenten. Door decentralisatie en het terugdringen van bureaucratie moeten beslissingen dichter bij de praktijk komen, waardoor onderwijs beter aansluit bij de behoeften van leerlingen en ouders.
“We decentraliseren het onderwijs en geven individuele scholen meer autonomie, zodat beslissingen dichter bij docenten, ouders en leerlingen komen te liggen.”
“We geven leerkrachten meer autonomie en vertrouwen in de inrichting van hun lessen, zodat zij hun vak met passie en kwaliteit kunnen uitoefenen.”
FVD wil dat schoolbesturen weer in handen komen van ouders in plaats van beroepsbestuurders, om de betrokkenheid en zeggenschap van ouders over het onderwijs van hun kinderen te vergroten.
“We geven schoolbesturen zoveel mogelijk terug in handen van ouders, zodat onderwijs weer wordt geleid door mensen die betrokken zijn bij de kinderen zelf, niet door beroepsbestuurders.”
BVNL pleit voor maximale vrijheid in het onderwijs, waarbij ouders en scholen samen de regie krijgen en de invloed van de staat sterk wordt teruggedrongen. Ze willen de leerplicht vervangen door een leerrecht (inclusief thuisonderwijs), het onderwijs vrijwaren van politieke en ideologische beïnvloeding, en het curriculum richten op basisvaardigheden. De partij ziet opvoeding primair als taak van ouders en wil dat het onderwijs zich beperkt tot kennisoverdracht zonder sturing in denkbeelden.
BVNL wil af van de huidige schoolplicht en pleit voor een leerrecht, zodat ouders meer vrijheid krijgen om zelf te bepalen hoe hun kinderen onderwijs ontvangen, bijvoorbeeld via thuisonderwijs. Dit wordt gezien als een fundamentele uitbreiding van de onderwijsvrijheid en een beperking van staatsdwang.
“De Nederlandse Leerplicht is feitelijk een schoolplicht, en dient te worden vervangen door een Nederlands leerrecht, waarmee elk kind als alternatief het recht krijgt op thuisonderwijs.”
De partij vindt dat de opvoeding van kinderen primair bij de ouders hoort en niet bij de school of overheid. BVNL wil dat ouders en scholen samen bepalen hoe het onderwijs wordt ingevuld, met een drastische vermindering van de invloed van de staat.
BVNL wil dat het onderwijs volledig gevrijwaard blijft van politieke of ideologische vorming, zodat leerlingen leren denken in plaats van voorgeschreven krijgen wat ze moeten denken. Dit wordt gepresenteerd als essentieel voor echte onderwijsvrijheid.
Het CDA staat onomwonden achter de vrijheid van onderwijs en benadrukt het grondwettelijk recht van ouders om een school te kiezen die past bij hun overtuiging, zolang de kwaliteit en voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat gewaarborgd blijven. Het CDA koppelt deze vrijheid aan ouderbetrokkenheid en het belang van artikel 23 van de Grondwet, maar stelt ook grenzen waar de vrijheid ten koste zou gaan van onderwijskwaliteit of de eigenheid van leerlingen.
Het CDA verdedigt het grondrecht op vrijheid van onderwijs, zodat ouders scholen kunnen kiezen die aansluiten bij hun overtuiging. Tegelijkertijd stelt het CDA dat deze vrijheid niet mag leiden tot kwaliteitsverlies of het ondermijnen van de voorbereiding op samenleven in een democratische rechtsstaat. De partij ziet ouderbetrokkenheid als een positief gevolg van deze vrijheid.
“Het CDA staat pal voor de vrijheid van onderwijs. Dankzij dit grondrecht hebben ouders de mogelijkheid een school te kiezen die past bij hun overtuiging en opvattingen mits dat niet ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs als voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat.”
“De vrijheid van onderwijs stimuleert ouders ook medeverantwoordelijkheid te nemen voor hun scholen in schoolverenigingen en ouderinitiatieven.”
Het CDA bevestigt expliciet de steun voor artikel 23 van de Grondwet, waarmee de vrijheid van onderwijs wordt beschermd. Ouders behouden volgens het CDA het recht om vrij een school te kiezen voor hun kinderen.
“Ouders zijn vrij in de schoolkeuze van hun kinderen. Het CDA staat pal voor artikel 23 van de Grondwet.”
Het CDA erkent dat brede scholen ruimte moeten bieden voor diversiteit, maar waarschuwt dat gezamenlijke huisvesting niet mag leiden tot verlies van eigenheid van leerlingen. Vrijheid van onderwijs betekent volgens het CDA ook bescherming van diversiteit binnen scholen.
“Kinderen moeten zoveel mogelijk samen opgroeien. Wij zijn voor brede scholen en gezamenlijke huisvesting van verschillende niveaus op dezelfde school in één gebouw mits dit niet ten koste gaat van de eigenheid van leerlingen.”
“Brede scholen moeten ruimte bieden voor diversiteit in talenten, lesstof en persoonlijke ontwikkeling, zodat gezamenlijkheid niet leidt tot uniformiteit maar tot wederzijdse verrijking.”
DENK verdedigt krachtig de vrijheid van onderwijs en het recht op bijzonder en religieus onderwijs, met expliciete bescherming van artikel 23 van de Grondwet. De partij wil geen extra belemmeringen voor het stichten van nieuwe scholen, geen overheidscontrole op religieus onderwijs, en meer ruimte voor ouders en scholen om onderwijs naar eigen overtuiging vorm te geven. DENK koppelt deze vrijheid aan het belang van diversiteit, ouderbetrokkenheid en het tegengaan van overheidsbemoeienis.
DENK beschouwt het recht op bijzonder en religieus onderwijs als een fundamenteel onderdeel van de Nederlandse samenleving en verdedigt artikel 23 van de Grondwet zonder voorbehoud. De partij wil geen extra belemmeringen voor het stichten van nieuwe scholen en ziet vrijheid van onderwijs als essentieel voor diversiteit en ouderlijke keuzevrijheid.
“Volledig behoud van bijzonder en religieus onderwijs. DENK verdedigt zonder voorbehoud het recht op religieus en bijzonder onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet blijft onaangetast.”
“Behoud en versterking van bijzonder onderwijs. DENK staat pal voor het behoud van artikel 23. Er worden geen extra belemmeringen opgeworpen om nieuwe scholen te stichten.”
DENK verzet zich tegen overheidsbemoeienis en toezicht op religieus onderwijs, en wil bestaande wetten die informeel religieus onderwijs onder toezicht stellen intrekken. Dit standpunt is bedoeld om de autonomie van religieuze instellingen te waarborgen en wantrouwen vanuit de overheid tegen te gaan.
“Geen controle op religieus onderwijs. De wet toezicht op informeel onderwijs wordt zo snel mogelijk ingetrokken.”
“Islamofobe pestwetten worden per direct ingetrokken. Dit geldt bijvoorbeeld voor de wet die informeel onderwijs onder toezicht stelt, het niqaabverbod en de wet toezicht op maatschappelijke organisaties.”
DENK vindt dat scholen binnen de wettelijke kaders vrijheid moeten hebben om invulling te geven aan thema’s als non-discriminatie, diversiteit en seksuele vorming, met expliciete ruimte voor ouderbetrokkenheid en respect voor verschillende overtuigingen.
“Scholen hebben binnen de wettelijke verplichtingen de vrijheid om dit zelf in te richten, rekening houdend met de wensen van de ouders. Bij onderwijs over seksuele vorming wordt er meer rekening gehouden met de diversiteit aan opvattingen en overtuigingen in de samenleving. Dit betekent dat ouders die niet willen dat hun kind blootgesteld wordt aan geseksualiseerd materiaal en dit nadrukkelijk zelf met hun kind willen bespreken, hiertoe de mogelijkheid krijgen en ook beter worden betrokken bij de besluitvorming.”
JA21 wil de vrijheid van onderwijs moderniseren door striktere eisen te stellen aan scholen, met name islamitische, zodat deze Nederlandse democratische waarden respecteren en geen parallelle samenlevingen bevorderen. De partij pleit voor een debat over aanpassing van artikel 23 van de Grondwet en wil dat onderwijs vrij blijft van activisme en ideologische beïnvloeding. Vrijheid van onderwijs mag volgens JA21 niet leiden tot segregatie of het ondermijnen van fundamentele Nederlandse waarden.
JA21 stelt de groei van islamitische scholen ter discussie vanwege het risico op segregatie en parallelle samenlevingen. De partij wil een debat over het moderniseren van artikel 23 van de Grondwet, zodat vrijheid van onderwijs alleen geldt als scholen de kernwaarden van de democratische rechtsstaat respecteren. Op korte termijn moet de inspectie streng toezien op naleving van burgerschapswaarden.
“JA21 staat open voor een debat of in het huidige tijdsgewricht artikel 23 van de Grondwet met betrekking tot islamitisch onderwijs nog gehandhaafd kan blijven. JA21 pleit voor een modernisering van artikel 23 GW waarbij eerbiediging van de waarden van de democratische rechtstaat zoals gelijkwaardigheid, vrijheid van geloof en meningsuiting en afwijzing van discriminatie, antisemitisme en haat wordt gewaarborgd.”
“JA21 vindt de sterke groei van het aantal islamitische basis- en middelbare scholen een onwenselijke ontwikkeling, want dat draagt bij aan segregatie en aan het ontstaan van parallelle samenlevingen.”
“Op de korte termijn zal de inspectie streng erop moeten toezien dat Islamitische scholen een goede invulling geven aan de wet die het burgerschapsonderwijs verplicht stelt.”
JA21 wil dat onderwijsinstellingen, met name in het hoger onderwijs, vrij zijn van activisme en ideologische beïnvloeding. Docenten mogen hun persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen niet opdringen aan studenten; universiteiten en hogescholen moeten een veilige, neutrale leeromgeving garanderen.
“Ons onderwijs hoort vrij van activisme te zijn. De docent moet zijn persoonlijke of maatschappelijke overtuigingen niet aan zijn studenten opdringen.”
“De universiteiten en HBO-instellingen moeten zorgen voor een veilige omgeving bijvoorbeeld door kaders te stellen wat betreft het ‘activisme-vrij’ zijn van de collegebanken en gebouwen, door uit te spreken dat ideologische beïnvloeding niet wordt getolereerd en bij schending tot ontslag kan leiden...”
De SP wil de vrijheid van onderwijs beperken door artikel 23 van de Grondwet te moderniseren, algemene acceptatieplicht in te voeren en privéscholen te verbieden. Hun kernvisie is dat onderwijs een publieke taak is, scholen open en inclusief moeten zijn, en scheiding op basis van geloof, afkomst of inkomen onwenselijk is. De SP kiest expliciet voor openbare, toegankelijke scholen waar ieder kind welkom is, ongeacht achtergrond.
De SP vindt het huidige systeem van vrijheid van onderwijs achterhaald, omdat het leidt tot scheiding van kinderen op basis van geloof of levensbeschouwing. Ze willen artikel 23 van de Grondwet moderniseren om te zorgen voor voldoende openbaar onderwijs en inclusieve scholen, en zo de maatschappelijke samenhang te versterken.
“We maken daarom een begin met de modernisering van artikel 23 van de grondwet. Overal in het land moet voldoende openbaar primair en voortgezet onderwijs zijn. Een openbare school die fuseert blijft openbaar.”
“Geen scholen die kinderen scheiden. Scholen zijn dé plek waar kinderen samen opgroeien, van elkaar leren en een gezamenlijke toekomst opbouwen. De samenleving is niet meer verzuild. Leerlingen scheiden op basis van godsdienst of levensbeschouwing is daarom achterhaald en ongewenst.”
Om uitsluiting tegen te gaan, wil de SP dat alle scholen verplicht worden ieder kind te accepteren, ongeacht geloof, afkomst, beperking of inkomen. Dit beperkt de vrijheid van scholen om eigen toelatingsbeleid te voeren en bevordert gelijke kansen.
“Scholen mogen geen kinderen weigeren. Elke school moet ieder kind accepteren, ongeacht geloof, afkomst, beperking of inkomen. We voeren daarom een algemene acceptatieplicht in.”
De SP wil privé-onderwijs verbieden, omdat zij onderwijs als een publieke taak zien en niet willen dat goed onderwijs afhankelijk is van betaling. Hiermee wordt de vrijheid om privéscholen op te richten afgeschaft.
“Privé-onderwijs wordt verboden. Onderwijs is een publieke taak. Privéscholen waar alleen wie het kan betalen goed onderwijs krijgt, worden afgeschaft.”
D66 ziet vrijheid in het onderwijs vooral als het bieden van gelijke kansen en ruimte voor maatwerk, zodat ieder kind zich optimaal kan ontwikkelen, ongeacht achtergrond. De partij wil scholen meer ruimte geven om passend onderwijs te bieden en benadrukt het belang van leerrecht voor alle kinderen, ook voor wie niet in het reguliere systeem past. D66 kiest voor een inclusieve benadering waarbij het recht op onderwijs en individuele ontwikkeling centraal staan, met minder nadruk op traditionele interpretaties van onderwijsvrijheid (zoals schoolstichting op levensbeschouwelijke grondslag).
D66 wil dat alle kinderen leerrecht hebben en dat scholen de ruimte krijgen om onderwijs op maat te bieden, ook buiten het reguliere systeem. Dit betekent dat vrijheid in het onderwijs vooral wordt ingevuld als het recht op passend onderwijs en individuele ontwikkeling, niet als vrijheid voor scholen om zich te onderscheiden op levensbeschouwelijke of pedagogische gronden.
“Wij vinden dat alle kinderen en jongeren leerrecht hebben. Als je niet vijf dagen in de week naar school kunt, vinden we andere mogelijkheden, zoals een flexibele tussenvorm tussen thuis en op school zijn. Zo bieden we leerlingen die het moeilijk hebben, of die nu al thuis zitten, de ruimte om te leren in hun tijd, op een passende plek en met een eigen leerprogramma.”
“D66 wil dat kinderen zoveel mogelijk samen naar school kunnen gaan. Onderwijs moet voor ieder kind passend zijn. Dat vraagt om genoeg leraren, ondersteuners, kennis en ruimte. Daar wil D66 sneller voor zorgen.”
D66 koppelt vrijheid in het onderwijs aan het doorbreken van lage verwachtingen en het bieden van gelijke kansen, zodat afkomst of achtergrond geen belemmering vormt voor ontwikkeling. Vrijheid betekent hier dat ieder kind zich kan ontwikkelen op basis van eigen talenten, niet beperkt door sociale of culturele factoren.
“Waar je geboren bent en opgroeit, mag niet bepalen welke verwachtingen het onderwijs van je heeft. We doorbreken hardnekkige patronen van lage verwachtingen. We werken vanuit hoge verwachtingen van ieder kind, ongeacht je achtergrond.”
De VVD wil de vrijheid van onderwijs behouden, maar moderniseren waar deze botst met het gelijkheidsbeginsel. Ze pleiten voor aanpassing van artikel 23 van de Grondwet, een acceptatieplicht voor bijzondere scholen, het afschaffen van identiteitsverklaringen en meer lokale zeggenschap over nieuwe scholen, met als doel uitsluiting en segregatie tegen te gaan.
De VVD vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag leiden tot uitsluiting of discriminatie. Daarom willen ze artikel 23 van de Grondwet aanpassen, zodat het gelijkheidsbeginsel altijd voorop staat. Dit betekent onder meer een acceptatieplicht voor bijzondere scholen en het afschaffen van identiteitsverklaringen.
“We blijven zien dat de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, botst met het gelijkheidsbeginsel. Daarom passen we artikel 23 aan, zodat de vrijheid van onderwijs niet langer het gelijkheidsbeginsel ondermijnt. De vrijheid van onderwijs mag nooit een vrijbrief vormen voor uitsluiting. Er komt een acceptatieplicht van leerlingen in het bijzonder onderwijs. Identiteitsverklaringen schaffen we af.”
De VVD wil de oprichting van nieuwe (met name orthodoxe) bijzondere scholen beperken door de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen te schrappen. Gemeenteraden krijgen instemmingsrecht, zodat lokale zorgen over segregatie en voldoende schoolaanbod zwaarder wegen.
“Daarom schrappen we de Wet meer ruimte voor nieuwe scholen en geven we de gemeenteraad instemmingsrecht bij het oprichten van nieuwe bekostigde scholen.”
De VVD wil de vrijheid van onderwijs begrenzen waar deze wordt misbruikt voor haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt een wettelijke taak om hierop te controleren en lesmateriaal dat aanzet tot haat, geweld of discriminatie wordt verboden.
“Er komt een verbod op lesmaterialen die leerlingen aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt de wettelijke verplichting om hierop te controleren.”
BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet, maar wil deze vrijheid begrenzen waar het gaat om het verspreiden van antidemocratische of haatdragende denkbeelden. De partij pleit voor meer vertrouwen en ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit, maar is bereid tot aanpassing van artikel 23 als blijkt dat de huidige vrijheid radicalisering mogelijk maakt.
BBB verdedigt de vrijheid van onderwijs en de ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit, maar stelt duidelijke grenzen: scholen mogen geen antidemocratische of haatdragende denkbeelden verspreiden. De partij erkent het belang van artikel 23, maar is bereid tot aanpassing als deze vrijheid misbruikt wordt voor radicalisering. Dit standpunt adresseert het spanningsveld tussen vrijheid en maatschappelijke veiligheid.
“BBB staat pal voor de vrijheid van onderwijs, zoals vastgelegd in artikel 23 van de Grondwet. Scholen mogen niet de ruimte krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden. De overheid moet deze vrijheid beschermen en bewaken. De komende tijd wordt bezien of dit binnen de grenzen van artikel 23 kan. Indien dat niet zo blijkt te zijn, staat BBB open voor aanpassing om te voorkomen dat deze vrijheid onbedoeld bijdraagt aan radicalisering.”
BBB wil minder controle en administratieve druk in het onderwijs en meer vertrouwen in de professionaliteit van leraren. Dit betekent ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit, zodat scholen hun eigen karakter kunnen behouden binnen de kaders van de wet.
“Met ruimte voor eigen onderwijsvisies en schoolidentiteit.”
GroenLinks-PvdA wil de vrijheid van onderwijs moderniseren door artikel 23 van de Grondwet aan te passen: scholen mogen niemand meer weigeren op basis van geloof of achtergrond. Tegelijkertijd benadrukt de partij het belang van academische vrijheid voor universiteiten en hogescholen, die wettelijk beter beschermd moet worden. De partij kiest voor een inclusieve benadering waarbij onderwijs toegankelijk is voor iedereen, zonder discriminatie, en waar wetenschappelijke onafhankelijkheid wordt gewaarborgd.
GroenLinks-PvdA wil de vrijheid van onderwijs behouden, maar moderniseren zodat scholen geen leerlingen of leraren meer mogen weigeren op basis van religie of achtergrond. Dit adresseren ze als een noodzakelijke stap om discriminatie tegen te gaan en gelijke toegang tot onderwijs te waarborgen.
“We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
De partij ziet academische vrijheid als essentieel voor een open, democratische samenleving en wil deze vrijheid wettelijk beter beschermen. Dit betreft specifiek de vrijheid van onderzoekers en docenten om zonder externe druk onderwijs en onderzoek te verrichten.
“Bescherm de academische vrijheid. Academische vrijheid is van fundamenteel belang voor goede wetenschapsbeoefening en een open, democratische kennissamenleving. Het gaat om de vrijheid van onderzoekers om naar eigen inzicht onderzoek te doen en onderwijs te geven zonder druk van buitenaf. Die vrijheid staat onder druk en moet daarom wettelijk beter worden beschermd.”
NSC erkent de vrijheid van onderwijs als een belangrijk grondrecht, maar stelt duidelijke grenzen aan het gebruik ervan. Ze willen de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen behouden, mits voldaan wordt aan het curriculum en de wet, en misbruik van deze vrijheid wordt tegengegaan, vooral bij fundamentalistische stromingen.
NSC staat achter artikel 23 van de Grondwet en de vrijheid van onderwijs, maar vindt dat deze niet mag worden misbruikt om fundamentele vrijheden of mensenrechten te ondermijnen. De partij wil toezicht op naleving van het curriculum en de wet, en stelt grenzen aan fundamentalistische invloeden.
“We erkennen de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen als basis voor de opvoeding en vorming van kinderen. Hierbij moet worden voldaan aan het reguliere curriculum en aan de wet. De Onderwijsinspectie moet hierop kunnen toezien. We hechten aan artikel 23 van de Grondwet, maar de vrijheid van onderwijs mag niet worden misbruikt.”
“We trekken een duidelijke grens ten aanzien van fundamentalistische stromingen die de vrijheden en mensenrechten aantasten. En aan beïnvloeding door buitenlandse regimes.”
De Partij voor de Dieren erkent de vrijheid van onderwijs, maar stelt duidelijke grenzen: deze vrijheid mag niet worden gebruikt om te discrimineren. De partij wil Artikel 23 van de Grondwet aanpassen om te voorkomen dat scholen op basis van hun vrijheid discriminatoire intentieverklaringen hanteren, met name rond seksuele oriëntatie en genderdiversiteit.
De PvdD vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag worden misbruikt om leerlingen of medewerkers te discrimineren, bijvoorbeeld op basis van seksuele oriëntatie of genderidentiteit. Ze willen daarom Artikel 23 van de Grondwet aanpassen en optreden tegen scholen die zich hier schuldig aan maken. Dit standpunt adresseert het spanningsveld tussen onderwijsvrijheid en gelijke behandeling, en stelt inclusie en mensenrechten boven absolute schoolvrijheid.
“De vrijheid van onderwijs mag niet misbruikt worden om te discrimineren. Intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen zijn onacceptabel. Artikel 23 van de Grondwet wordt daarom aangepast.”
“Als scholen hierin tekortschieten, treedt de Onderwijsinspectie op.”
Volt wil de vrijheid van onderwijs beperken door te stoppen met de financiering van religieus onderwijs en het afschaffen van privéscholen, om zo gelijke kansen en meer ontmoeting tussen kinderen van verschillende achtergronden te bevorderen. De partij pleit voor aanpassing van artikel 23 van de Grondwet en wil dat alle scholen publiek toegankelijk zijn zonder financiële drempels. Volt ziet vrijheid van onderwijs dus niet als het recht op eigen (bijvoorbeeld religieuze) scholen, maar als gelijke toegang tot inclusief, openbaar onderwijs voor ieder kind.
Volt wil een einde maken aan de bekostiging van scholen die een religieuze overtuiging uitdragen. Volgens Volt bevordert dit een open samenleving waarin kinderen met verschillende achtergronden elkaar ontmoeten en van elkaar leren. Dit vereist een grondwetswijziging (artikel 23).
“We houden op met het financieren van religieus onderwijs. Voor een open samenleving is het nodig dat kinderen uit alle geloofsovertuigingen elkaar al op school kunnen leren kennen. Door te stoppen met het bekostigen van scholen die één of meerdere geloofsovertuigingen uitdragen, zullen kinderen met verschillende wereldbeschouwingen elkaar eerder ontmoeten en van elkaar leren. Voor het realiseren van dit voorstel is aanpassing van artikel 23 van de Grondwet nodig.”
Volt wil alle scholen publiek toegankelijk maken en financiële drempels wegnemen, door privéscholen en speciale regelingen af te schaffen. Dit moet gelijke kansen voor alle kinderen bevorderen en segregatie tegengaan.
“We schaffen privéscholen en de IGBO- en IGVO-regelingen af. Alle scholen worden publiek toegankelijk zonder financiële drempels. Zo stimuleren we gelijke kansen voor alle kinderen.”
50PLUS noemt de vrijheid van onderwijs niet expliciet, maar richt zich op het tegengaan van de monopolypositie van schoolbesturen en het bevorderen van samenwerking en basisvaardigheden. Hun belangrijkste concrete voorstel is het voorkomen van monopolies in het onderwijsbestuur, waarmee ze impliciet meer keuzevrijheid en diversiteit in het onderwijs willen waarborgen. Er zijn geen uitspraken over religieuze of pedagogische vrijheid, maar wel over bestuurlijke pluriformiteit.
50PLUS wil voorkomen dat één schoolbestuur een dominante positie krijgt in een regio, om zo keuzevrijheid en diversiteit voor ouders en leerlingen te waarborgen. Dit standpunt adresseert het risico dat ouders geen echte keuze hebben als er slechts één aanbieder is, wat de feitelijke vrijheid van onderwijs beperkt. Het voorstel is bestuurlijk van aard en raakt aan de praktische invulling van onderwijskeuze.
“Het voorkomen van de monopolypositie voor schoolbesturen in bepaalde regio’s.”