BVNL onderscheidt zich van zowel VVD als CDA door een radicaal pleidooi voor volledige deregulering en terugtrekking van de overheid uit de woningmarkt, waar VVD en CDA juist meer regulering of sturing accepteren. BVNL wil vrijwel alle huurregulering, bouwrestricties en overheidsbemoeienis schrappen, en ziet immigratiebeperking als essentieel voor het oplossen van het woningtekort. Hun kernvoorstellen zijn het afschaffen van huurwetgeving, het vergunningsvrij splitsen van woningen, en het beëindigen van voorrang voor statushouders.
BVNL wil dat de overheid zich vrijwel geheel terugtrekt uit de woningmarkt, in tegenstelling tot VVD en CDA die beide een actieve rol voor de overheid blijven zien (zij het met verschillende accenten). BVNL ziet overheidsregulering als de hoofdoorzaak van het woningtekort en pleit voor maximale marktwerking.
“De overheid trekt zich terug uit de woningmarkt.”
“Deregulering en minder overheidsbemoeienis is de oplossing.”
“BVNL wil inzetten op deregulering. De overheid grossiert in zinloze regels en wetten en dat moet fors verminderen. Met name de woningmarkt...moeten worden gedereguleerd.”
Waar VVD en CDA huurregulering deels behouden of zelfs uitbreiden, wil BVNL alle recente huurwetgeving afschaffen en contractvrijheid herstellen. Dit is een fundamenteel verschil met beide partijen.
BVNL wil het splitsen van woningen en woningdelen volledig vergunningsvrij maken, terwijl VVD en CDA hier restrictiever in zijn. Dit moet direct het woningaanbod vergroten zonder extra ruimtebeslag.
“Maak het splitsen van grote woningen in kleinere woningen vergunningsvrij. Dit leidt onmiddellijk tot meer woningen, zonder dat hiervoor extra ruimte wordt gebruikt.”
“het vergunningsvrij maken van woningdelen, het splitsen van woningen, het optoppen van woningen, het transformeren van kantoren naar woningen...”
BVNL koppelt het woningtekort direct aan immigratie en pleit voor een asielstop, waar VVD en CDA dit slechts beperkt of niet als hoofdoplossing zien.
“De vraag naar woningen is geëxplodeerd door een netto migratiesaldo van meer dan 100.000 mensen gemiddeld per jaar.”
“BVNL wil een asielstop. Het absorptievermogen is bereikt en Nederland kan de eindeloze toestroom van asielzoekers niet meer aan. De huidige bevolking krimpt en veel van de problemen in de zorg, het onderwijs en op de woningmarkt kunnen worden opgelost door de grenzen te sluiten.”
“Voer een asielstop in. De Nederlandse bevolking krimpt, dus zonder immigratie zou er een overschot zijn aan woningen en zouden de huur- en koopprijzen kelderen.”
BVNL wil geen voorrang meer voor statushouders bij sociale huur en wil de huurtoeslag afschaffen, wat beide partijen (VVD/CDA) niet zo vergaand voorstellen.
De Partij voor de Dieren (PvdD) stelt dat het woningmarktbeleid van bestuurspartijen als VVD en CDA de wooncrisis heeft veroorzaakt door wonen tot een verdienmodel te maken en de markt te liberaliseren. PvdD pleit voor het loskoppelen van wonen van de markt, het fors uitbreiden van sociale huur, het tegengaan van speculatie en huisjesmelkerij, en het centraal stellen van volkshuisvesting boven financiële belangen. Hun visie is radicaal anders: wonen is een recht, geen marktproduct.
PvdD wijst het marktdenken van VVD en CDA af en wil wonen weer als publieke taak organiseren, met nadruk op betaalbaarheid en duurzaamheid. Dit contrasteert met het beleid van VVD en CDA, die volgens PvdD wonen als verdienmodel hebben behandeld en de marktwerking hebben vergroot.
“Wonen is geen verdienmodel. Maar dat is het wel geworden door bestuurspartijen. Met de verhuurdersheffing en de liberalisering van de huurmarkt werden woningzoekenden een nieuw verdienmodel en kregen huisjesmelkers en speculanten vrij baan. Dit heeft de woningcrisis veroorzaakt.”
“De Partij voor de Dieren wil het woningtekort op een duurzame manier oplossen. ... De overheid moet ingrijpen en ervoor zorgen dat er gebouwd wordt waar echt behoefte aan is.”
“De wooncrisis kan alleen worden opgelost als gevestigde financiële belangen plaatsmaken voor de belangen van mensen die een woning nodig hebben, van woningmarkt naar volkshuisvesting.”
“Wonen is een recht, geen verdienmodel. Daarom koppelt de Partij voor de Dieren wonen los van de markt. Zonder winstoogmerk ontstaat ruimte voor een veel passender woningaanbod.”
PvdD wil minimaal 40% sociale huur in nieuwbouw, verkoop van sociale huur beperken, huurprijzen maximeren en huisjesmelkerij tegengaan. Dit staat haaks op het beleid van VVD en CDA, die volgens PvdD sociale huur hebben teruggedrongen en marktwerking hebben bevorderd.
“Er komen meer betaalbare woningen: minimaal 40% van de nieuwbouwwoningen is sociale huur.”
“Er worden geen sociale huurwoningen meer verkocht, tenzij deze minstens een-op-een vervangen worden in dezelfde gemeente.”
“Huisjesmelken en speculeren maken we onaantrekkelijk door maatregelen in te voeren waarmee (lokaal) gestuurd kan worden op de verdeling van woningen.”
“We beperken het aantal panden dat een particuliere verhuurder mag verhuren. Toegelaten instellingen zoals woningcorporaties krijgen meer investeringsmogelijkheden voor realisering van huurwoningen in het middensegment.”
“We maken het woningwaardenstelsel (WWS) dwingend, zodat we excessieve huurprijzen tegengaan en voorkomen dat huisbazen het puntensysteem voor kamers omzeilen.”
PvdD wil beleggers en speculanten weren uit de woningmarkt, onder meer door hogere belastingen, beperking van het aantal verhuurpanden en een heffing op leegstand. Dit is een direct verschil met VVD en CDA, die volgens PvdD beleggers meer ruimte hebben gegeven.
“Een heffing op leegstand en braakliggende grond bij (woning)bouwprojecten maakt het onaantrekkelijk om panden leeg te laten staan en te speculeren met bouwgrond.”
“De overdrachtsbelasting blijft gedifferentieerd: beleggers betalen meer, bewoners betalen minder.”
“We onderzoeken een herziening van het belastingstelsel om extreme vermogensongelijkheid door woningbezit tegen te gaan. Het wordt daarmee minder aantrekkelijk om huizen te gebruiken als belegging en daarmee worden huizen goedkoper.”
NSC positioneert zich op de woningmarkt duidelijk anders dan VVD en CDA door sterk te kiezen voor meer overheidsregie, een forse bouwopgave van sociale huur- en betaalbare woningen, en het beschermen van huurders tegen hoge woonlasten. De partij wil harde bouwdoelen, meer sturing vanuit het Rijk, en ingrijpen in de markt om speculatie en excessieve prijsstijgingen tegen te gaan. NSC legt de nadruk op bestaanszekerheid, doorstroming en het tegengaan van marktwerking die ten koste gaat van gewone mensen.
NSC onderscheidt zich van VVD (meer marktgericht) en CDA (minder harde sturing) door expliciet te kiezen voor een groot aandeel sociale huur en betaalbare woningen, met duidelijke bouwdoelen en centrale regie. Dit is een fundamenteel verschil in visie op de rol van de overheid en markt.
“Het is nodig om jaarlijks 100.000 woningen te bouwen (waarvan 30% sociaal en 2/3de betaalbaar, maatwerk per regio).”
“We zetten nadrukkelijk in op de bouw van sociale huurwoningen en betaalbare midden-huur en -koopwoningen.”
“Regio’s die minder sociale huurwoningen hebben dan het landelijk gewenste gemiddelde moeten in hun nieuwbouwprogramma minstens 30% sociale huur opnemen.”
Waar VVD en CDA traditioneel meer ruimte laten voor decentrale overheden en marktpartijen, kiest NSC voor centrale regie, het doorhakken van knopen en het beperken van bezwaarprocedures om de bouw te versnellen.
“De overheid moet daarom meer regie nemen en besluiten afdwingen om meer huizen te bouwen.”
“De minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening houdt regie op de volkshuisvesting en krijgt een taakstelling voor het aantal woningen dat jaarlijks gebouwd moeten worden.”
“De gemeentelijke goedkeuring van bouwplannen wordt aan strikte termijnen gebonden en de mogelijkheden voor bezwaar en beroep worden ingeperkt.”
NSC kiest voor stevige bescherming van huurders en het tegengaan van speculatie, in tegenstelling tot VVD (meer marktwerking) en CDA (minder nadruk op regulering).
“Om huren betaalbaar te houden, worden huurverhogingen in de sociale sector gemaximeerd op inflatie. Voor midden-huur en de vrije sector geldt een maximum van inflatie plus 1%.”
“Wie een koophuis binnen drie jaar na aankoop doorverkoopt, moet een heffing op overdrachtsbelasting betalen. Zo maken we speculatie met woningen minder aantrekkelijk en worden prijzen minder opgedreven.”
“We zorgen voor voldoende gemeentelijke handhavingscapaciteit zodat deze wetten effect hebben in de praktijk. Ook komt er een landelijk huurregister waarin gemeenten in elk geval kunnen zien wie actief zijn op de particuliere huurmarkt, welke huizen ze verhuren en wat de punten van deze huizen zijn.”
NSC wil woningcorporaties meer ruimte geven om te bouwen, door fiscale lasten te verlagen en staatssteunregels te verruimen. Dit is een duidelijk verschil met VVD (meer markt, minder corporaties) en CDA (minder nadruk op fiscale stimulering).
“Om ervoor te zorgen dat woningcorporaties ook in de toekomst kunnen investeren in duurzame woningbouw worden voor corporaties fiscale heffingen die bedoeld zijn voor commerciële partijen, op korte termijn verlaagd of afgeschaft.”
“Daarnaast willen we het voor corporaties weer mogelijk maken om lage- en midden- huurwoningen te bouwen. Dit onder heldere voorwaarden en met garanties van het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) en verruimde Europese staatssteunregels.”
De VVD onderscheidt zich op de woningmarkt door sterk in te zetten op het stimuleren van koopwoningen, het verminderen van regels en het beperken van overheidsbemoeienis, terwijl het CDA traditioneel meer inzet op sociale woningbouw en een grotere rol voor de overheid en woningcorporaties. De VVD wil vooral bouwen voor de middenklasse, starters en werkenden, met minder regulering en meer marktwerking, en kiest expliciet voor het stimuleren van eigen woningbezit boven huur. Belangrijke voorstellen zijn het schrappen van bouw- en huurregels, het stimuleren van betaalbare koopwoningen en het afschaffen van voorrang voor statushouders.
De VVD kiest voor het loslaten van beperkende regels en het stimuleren van marktwerking, in tegenstelling tot het CDA dat doorgaans meer regulering en overheidssturing voorstaat. De VVD ziet het verminderen van regels als essentieel om het woningtekort op te lossen en de doorstroming te bevorderen.
“De tweede keuze die we moeten maken is of we de woningmarkt blijven vastzetten met regels, of zorgen voor groei door eindelijk weer ruimte te geven te aan de markt. De VVD kiest voor dat tweede.”
“We gaan flink schrappen in bouwregels en nemen maatregelen die de betaalbaarheid van koop- én huurhuizen vergroten. De rem op bouwen, transformeren en herbestemmen moet eraf. Dat vraagt om centrale regie.”
“We schrappen de wetten die de huurmarkt afknijpen: We willen dat er veel meer private huurwoningen worden gebouwd, zodat de huurprijs omlaaggaat. We schrappen de Wet betaalbare huur, de lokale zelfbewoningsplicht en het verbod op tijdelijke contracten.”
De VVD profileert zich als de partij van het eigen huis en wil het eigen woningbezit fors stimuleren, vooral voor starters en middeninkomens. Dit staat tegenover het CDA, dat traditioneel meer inzet op sociale huur en gemengde bouw. De VVD wil overheidsgeld vooral inzetten voor betaalbare koopwoningen en introduceert concrete maatregelen zoals de Betaalbare koopwet en het kooprecht voor huurders.
“De VVD is dé partij van het eigen koophuis. Wij zien het daarom niet alleen als onze taak, maar als onze plicht om ervoor te zorgen dat iedereen een eigen huis kan bemachtigen. Niet alleen de happy few, maar mensen met een gewone baan moeten een koophuis kunnen betalen. Daarom gaan we eigen woningbezit onder starters fors stimuleren.”
“Een Betaalbare koopwet: Hierin leggen we vast dat overheidsgeld met name naar betaalbare koopwoningen gaat. Per regio bestaan bouwprojecten voor 25% uit betaalbare koopwoningen. Alle overige (projectmatige) betaalbaarheidseisen laten we in principe los om de bouw aan te jagen.”
“Een Kooprechtwet: Elke huurder met voldoende inkomen moet desgewenst de mogelijkheid krijgen om bij de eigen woningcorporatie een grondgebonden sociale huurwoning te kopen.”
De VVD wil de wettelijke voorrang voor statushouders bij sociale huurwoningen afschaffen, in tegenstelling tot het CDA dat hier doorgaans minder scherp in is. Dit standpunt is onderdeel van het VVD-pleidooi voor een eerlijkere verdeling van woningen onder Nederlanders.
“Het is oneerlijk dat statushouders soms worden voorgetrokken bij de toewijzing van sociale huurwoningen. Daarom schaffen wij de wettelijke taakstelling van gemeenten om statushouders te moeten huisvesten af, en stellen wij een verbod op voorrang voor statushouders in.”
“We verbieden de voorrang voor statushouders. Voor statushouders kan met flexwoningen tijdelijke woonruimte worden aangeboden om een eerste stap uit het azc te zetten.”
De VVD blijft vasthouden aan de hypotheekrenteaftrek en wil lokale lasten op koopwoningen beperken, wat het CDA minder expliciet als speerpunt heeft. Dit past bij de VVD-lijn om het eigen huis aantrekkelijk te houden voor de middenklasse.
“De hypotheekrenteaftrek is een belangrijk instrument om rust te brengen op de woningmarkt. Wij blijven hierachter staan. Pogingen van andere partijen om het eigen huis zwaarder te belasten, wijzen wij hard af.”
“Jouw koophuis is geen melkkoe voor de gemeente. Daarom begrenzen we de onroerendezaakbelasting, maar houden we rekening met de verantwoordelijkheden van gemeenten.”
BBB positioneert zich op de woningmarkt als een partij die minder regels, meer lokale sturing en maatwerk per regio wil, met nadruk op betaalbaarheid en het benutten van bestaande woningen. In tegenstelling tot de VVD (meer marktgericht, minder sturing) en het CDA (meer centrale regie, focus op gezinnen), kiest BBB voor het schrappen van regels, het stimuleren van bouwen in dorpen én steden, en het gericht toewijzen van woningen aan mensen met lokale binding of maatschappelijke beroepen. Belangrijke voorstellen zijn het vergunningsvrij splitsen van woningen, het afschaffen van de Wet betaalbare huur, en het niet verder beperken van de hypotheekrenteaftrek.
BBB wil minder landelijke regelgeving en meer ruimte voor lokale initiatieven, in tegenstelling tot het CDA dat vaak centrale regie voorstaat, en de VVD die doorgaans marktwerking benadrukt. BBB kiest voor maatwerk per regio en het stimuleren van bouwen in zowel stad als dorp.
“Een goed functionerende woningmarkt begint bij een overheid die helpt in plaats van hindert, ruimte geeft aan eigen initiatief en oog heeft voor de woonwensen van gewone mensen. BBB zet in op woningen in stad én dorp, met maatwerk per regio.”
“Door regels te versoepelen en woningen gericht toe te wijzen, zetten we in op praktisch en doelgericht resultaat.”
“De procedures voor het starten van bouwprojecten worden verkort en vereenvoudigd.”
BBB wil het splitsen van woningen en het ombouwen van bestaande panden vergunningsvrij en eenvoudiger maken, wat verder gaat dan het beleid van VVD en CDA die hier minder expliciet op inzetten.
“Vergunningsvrij splitsen. BBB zet in op het vergunningsvrij delen en splitsen van woningen die zich daarvoor lenen. Bijbouwen moet gemakkelijker worden.”
“Ombouwen tot woningen, zoals voormalige boerderijen, kantoren en fabrieken, moet makkelijker worden.”
“Bestaande woningvoorraad benutten. Woningdelen, het splitsen van woningen en kamerverhuur en hospitaverhuur worden eenvoudiger en aantrekkelijker gemaakt.”
BBB wijkt af van het CDA (dat openstaat voor beperking) en de VVD (die hypotheekrenteaftrek wil behouden, maar minder expliciet is over belasting op overwaarde) door expliciet te stellen dat beperking van hypotheekrenteaftrek en belasting op overwaarde niet aan de orde zijn.
“Belastingheffing van de overwaarde (de waarde van de woning minus de schuld) en verder beperken van de hypotheekrenteaftrek is wat BBB betreft niet aan de orde.”
BBB wil de Wet betaalbare huur afschaffen om verhuurders niet te ontmoedigen, waar het CDA juist regulering van de huurmarkt steunt en de VVD minder regulering wil maar niet expliciet voor afschaffing pleit.
“We willen de Wet betaalbare huur dan ook afschaffen omdat deze leidt tot het aanzienlijk verminderen van huurwoningen.”
BBB wil woningen gericht toewijzen aan mensen met lokale binding of maatschappelijke beroepen, wat verder gaat dan het beleid van VVD (marktwerking) en CDA (gezinnen en doorstroming).
“Bij de toewijzing van koop en huurwoningen geven we voorrang aan mensen met een lokale binding, urgentie of mensen die een belangrijke bijdrage leveren aan de gemeenschap, denk aan onderwijzers, zorgpersoneel en politiemensen.”
BIJ1 ziet de verschillen tussen VVD en CDA op de woningmarkt als beperkt en verwijt beide partijen neoliberaal beleid dat de wooncrisis heeft veroorzaakt. BIJ1 pleit voor een radicale breuk met het marktdenken van VVD en CDA door wonen als basisrecht centraal te stellen, grootschalige nationalisatie van woningcorporaties, het afschaffen van de vrije huursector en het beëindigen van grondspeculatie. Hun voorstellen zijn gericht op volledige publieke regie, democratische zeggenschap van bewoners en het drastisch vergroten van het aanbod betaalbare sociale huurwoningen.
BIJ1 stelt dat zowel VVD als CDA wonen als markt zien, terwijl BIJ1 wonen als een afdwingbaar recht wil verankeren. Ze verwerpen het marktdenken en willen de overheid volledige regie geven over de woningmarkt.
“De wooncrisis van nu is een gevolg van neoliberaal wanbeleid - rechtse, midden en soms zelfs ‘linkse’ schijnoplossingen. Een crisis vraagt om een radicale aanpak - verandering vanuit de basis. BIJ1 strijdt voor een maatschappij waarin iedereen een veilige, toegankelijke en betaalbare woning heeft. Wonen hoort een recht te zijn, geen verdienmodel.”
“Het recht op wonen wordt wettelijk afdwingbaar. Het kraakverbod wordt opgeheven en het niet benutten van woningen en panden wordt verboden.”
In tegenstelling tot VVD en CDA, die private partijen en marktwerking ruimte geven, wil BIJ1 woningcorporaties nationaliseren, een nationaal bouwbedrijf oprichten en grondspeculatie verbieden. Publieke regie en democratische zeggenschap van bewoners staan centraal.
“Alle bestaande woningcorporaties worden genationaliseerd.”
“De overheid richt een nationaal publiek bouwbedrijf op dat zich volledig toelegt op de grootschalige bouw van kwalitatieve, duurzame sociale huurwoningen. Dit bouwbedrijf werkt zonder winstoogmerk en blijft permanent in publieke handen, met democratische zeggenschap van bewoners en huurdersorganisaties.”
“De grondmarkt die de woningbouw gegijzeld houdt wordt afgeschaft. Grondspeculatie wordt onmogelijk gemaakt: er komt een hoge planbatenheffing, speculatief grondbezit wordt verboden, en gemeenten of het Rijk onteigenen private grond in woningbouwgebieden tegen sociale gebruikswaarde.”
Waar VVD en CDA de vrije huursector behouden of slechts licht reguleren, wil BIJ1 deze sector volledig afschaffen en alle huren onder strenge publieke controle brengen.
“De ‘vrije’ huursector schaffen we af. Alle huurwoningen vallen onder een bindend en algemeen puntensysteem dat de maximale huur bepaalt op basis van de kwaliteit van een woning. Ook bestaande contracten.”
“We zorgen dat huisjesmelkers niet méér huur aan jou kunnen rekenen dan eerlijk is, met bindende maximumprijzen voor elke woning. Te hoge huren maken we lager. Ook in de vrije sector, met terugwerkende kracht.”
BIJ1 wil, in tegenstelling tot VVD en CDA, de hypotheekrenteaftrek volledig afschaffen en geen subsidies meer geven aan woningbezitters, om middelen vrij te maken voor sociale woningbouw.
De ChristenUnie benadrukt een sterke regierol van de overheid op de woningmarkt, met nadruk op betaalbaarheid, sociale huur en het tegengaan van ongelijkheid. Ze onderscheiden zich van partijen als VVD (meer marktgericht) en CDA (meer middenkoers) door concrete voorstellen als het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek, het verplicht stellen van betaalbare nieuwbouw, en het stimuleren van gemengde wijken. Hun visie is gericht op rechtvaardigheid, solidariteit en het actief corrigeren van marktfalen.
De ChristenUnie kiest expliciet voor een actieve rol van de overheid in plaats van een marktgedreven aanpak, zoals bij de VVD, en gaat verder dan het CDA door harde quota en investeringen te eisen. Ze willen dat minstens twee derde van de nieuwbouw betaalbaar is, waaronder 30% sociale huur, en investeren fors extra in woningbouw.
“De ChristenUnie kiest voor een overheid die regie neemt in de volkshuisvesting om betaalbaar en toekomstbestendig te bouwen.”
“We willen dat wonen weer betaalbaar wordt voor iedereen. Daarom zorgen we dat minstens twee derde van de nieuw te bouwen huizen betaalbaar is, waaronder 30 procent sociale huur.”
“De ChristenUnie wil dat dit tempo echt gehaald wordt, en maakt daar het komende decennium 20 miljard euro extra voor vrij: 10 miljard extra investeringen in betaalbare woningbouw en structureel een miljard per jaar door woningcorporaties meer investeringsruimte te bieden dan ze nu hebben.”
In tegenstelling tot VVD (behoud) en CDA (voorzichtig aanpassen), wil de ChristenUnie de hypotheekrenteaftrek geleidelijk afbouwen om ongelijkheid tussen kopers en huurders te verminderen en de woningmarkt eerlijker te maken.
“Door de hypotheekrenteaftrek worden woningzoekenden en huurders op achterstand gezet ten opzichte van woningeigenaren... wil de ChristenUnie deze regeling de komende decennia geleidelijk afbouwen.”
De ChristenUnie wil actief sturen op gemengde wijken en eigendomsneutrale fiscale behandeling van wonen, wat verder gaat dan het CDA en VVD, die meer aan de markt of gemeenten overlaten.
De ChristenUnie kiest voor stevige huurdersbescherming en het beperken van huurstijgingen, wat strenger is dan het beleid van VVD en CDA.
“Een vast huurcontract blijft de norm. Huurders moeten weten waar ze aan toe zijn.”
“De huren moeten minder hard stijgen dan in voorgaande jaren, door ze niet meer te koppelen aan loonstijgingen maar aan de gemiddelde prijsontwikkeling over meerdere jaren.”
“De Wet betaalbare huur blijft bestaan.”
DENK benoemt het verschil tussen VVD en CDA op de woningmarkt niet expliciet, maar benadrukt dat zij sterk inzetten op overheidsregie, betaalbaarheid en sociale woningbouw, waar VVD en CDA traditioneel meer marktwerking en minder overheidsingrijpen voorstaan. DENK wil een actieve rol van de overheid met concrete maatregelen zoals een Rijksbouwbedrijf, huurregulering en het vergroten van het aandeel sociale huur. De kern van hun visie is dat wonen een fundamenteel recht is en de overheid de woningmarkt sociaal en rechtvaardig moet sturen.
DENK kiest voor een sterke, sturende rol van de overheid, in tegenstelling tot de meer marktgerichte benadering van VVD en CDA. Ze willen dat de overheid verantwoordelijk wordt voor het oplossen van het woningtekort en het waarborgen van betaalbaarheid, met instrumenten als een Rijksbouwbedrijf en een fulltime minister.
“DENK wil een overheid die de regie neemt over de woningmarkt, sociaal rechtvaardig beleid voert, voldoende woningen bouwt en waarborgt dat mensen betaalbare huisvesting tot hun beschikking hebben.”
“We richten een Rijksbouwbedrijf op dat de verantwoordelijkheid krijgt om woningbouwprojecten te ontwikkelen.”
“Er komt een fulltime Minister van Volkshuisvesting. Deze Minister krijgt verregaande bevoegdheden, zoals het bindend kunnen aanwijzen van locaties waar woningbouw gerealiseerd moet worden.”
Waar VVD en CDA doorgaans minder nadruk leggen op sociale huur en huurprijsregulering, pleit DENK voor een wettelijk vastgelegd hoog aandeel sociale huur en strenge huurprijsbescherming. Dit moet betaalbaarheid garanderen en uitbuiting tegengaan.
“Een wettelijke norm in te voeren voor meer betaalbare woningen. Hierbij moet 50% bestaan uit sociale huur en koopwoningen, 40% betaalbare middenhuur en koop, en 10% hoger segment.”
“Wij staan voor regulering van de huren. De huren worden bevroren indien de huurstijgingen te veel op de koopkracht van mensen drukken.”
“Wij willen dat de huurprijsbescherming wordt behouden en uitgebreid. Dit betekent dat wij willen dat alle huurders kunnen afdwingen dat zij een rechtvaardige huur betalen.”
DENK wil fors investeren in betaalbaarheid, onder meer door het stimuleren van rentevrije hypotheken, het afschaffen van belemmerende regels voor woningdelen en het verruimen van de toegang tot sociale huur. Dit contrasteert met het beleid van VVD en CDA, die minder nadruk leggen op dergelijke ingrepen.
“Om ervoor te zorgen dat een koopwoning voor iedereen beschikbaar is, gaat de overheid er zorg voor dragen dat er ook rentevrije hypotheken beschikbaar komen.”
“We schaffen de kostendelersnorm af en andere regels die woningdelen belemmeren worden ook afgeschaft.”
“Meer mensen komen in aanmerking voor een sociale huurwoning. De inkomensgrenzen worden verruimd.”
50PLUS richt zich op het bouwen van levensloopbestendige woningen voor ouderen om doorstroming op de woningmarkt te bevorderen, in tegenstelling tot de VVD en het CDA die zich meer richten op bouwen voor starters of het stimuleren van koopwoningen. De partij pleit voor het herinvoeren van het Ministerie voor Volkshuisvesting, het stimuleren van innovatieve woonvormen voor ouderen en het terugbrengen van bejaardenhuizen in moderne vorm. Hun visie is dat bouwen voor ouderen direct bijdraagt aan het oplossen van de woningnood voor jongeren en het efficiënter benutten van de bestaande woningvoorraad.
50PLUS ziet het bouwen van levensloopbestendige woningen voor ouderen als dé oplossing voor de woningnood, omdat dit doorstroming op gang brengt en jongeren sneller aan een huis helpt. Dit onderscheidt zich van VVD en CDA, die doorgaans meer inzetten op bouwen voor starters of koopwoningen. 50PLUS legt de nadruk op seniorenhuisvesting en het herstellen van sociale volkshuisvesting.
“Bouwen voor oud is de komende jaren de oplossing voor woningnood onder jongeren.”
“Het afbreken van de sociale volkshuisvesting en het niet regelen van seniorenhuisvesting in de afgelopen decennia, is een voorbeeld van falend overheidsbeleid.”
“Als ouderen kunnen doorstromen naar geschikte, levensbestendige en betaalbare huisvesting op de juiste locaties, dan kan de bestaande woningvoorraad efficiënter worden benut.”
“Bejaardenhuizen komen in moderne vorm en in allerlei varianten weer terug, waaronder woonzorg complexen voor ouderen.”
50PLUS wil het Ministerie voor Volkshuisvesting opnieuw instellen en stelt een concrete doelstelling voor het bouwen van 290.000 levensloopbestendige woningen. Dit is een duidelijke, structurele aanpak die afwijkt van de meer marktgerichte benadering van VVD en de minder concrete bouwdoelstellingen van het CDA.
50PLUS wil innovatieve woonvormen zoals hofjes en woonzorgcomplexen stimuleren, met nadruk op zorg, gemeenschap en zelfstandigheid. Dit is een andere prioriteit dan bij VVD en CDA, die minder expliciet inzetten op dergelijke woonvormen voor ouderen.
“Innovatieve woonvormen worden gestimuleerd: levensloopbestendige woningen en kleinschalige woonhofjes waar zorg, gemeenschap en zelfstandigheid worden gecombineerd.”
“We bevorderen een brede aanpak voor tehuizen, afgestemd op de persoonlijke situatie voor personen op leeftijd, met zorgbehoefte, daklozen en ernstig verwarde personen.”
FVD positioneert zich als radicaal alternatief voor het woningmarktbeleid van gevestigde partijen als VVD en CDA, door te pleiten voor maximale vrijheid voor kopers en verhuurders, het schrappen van regulering en het beperken van sociale huur. Hun kernvoorstellen zijn het behouden en verhogen van de hypotheekrenteaftrek, het afschaffen van de Wet Betaalbare Huur, het beperken van sociale huur en het schrappen van klimaat- en stikstofregels die woningbouw vertragen. FVD zet zich expliciet af tegen de reguleringsdrang van andere partijen en kiest voor een marktgerichte, nationale benadering met voorrang voor Nederlandse woningzoekenden.
FVD onderscheidt zich door de hypotheekrenteaftrek niet alleen te behouden, maar het maximale aftrektarief terug te brengen naar 52%, terwijl VVD en CDA in het verleden juist hebben ingezet op beperking of afbouw. Dit maakt FVD uitgesproken pro-eigenwoningbezit en anti-belasting op het huis.
FVD wil de huurmarkt volledig dereguleren door de Wet Betaalbare Huur af te schaffen en verhuurders volledige vrijheid te geven in de keuze van huurders, in tegenstelling tot VVD en CDA die regulering (deels) accepteren. Dit moet het aanbod vergroten, vooral in het middensegment.
“Wij schaffen deze wet af, zodat verhuurders weer durven investeren en middenhuurwoningen terugkeren. Verhuurders bepalen zelf wie hun huurder is.”
“We geven verhuurders volledige vrijheid in de keuze van hun huurders, zodat het aanbod in de huurmarkt weer wordt vergroot, met name in het middensegment.”
FVD wil het aandeel sociale huurwoningen verkleinen en de voorrang voor statushouders afschaffen, met expliciete prioriteit voor Nederlanders. Dit is een duidelijke breuk met het beleid van VVD en CDA, die sociale huur behouden en voorrang voor statushouders niet principieel uitsluiten.
FVD wil alle klimaat- en stikstofregels die woningbouw vertragen schrappen, in tegenstelling tot VVD en CDA die deze regels (deels) verdedigen of slechts willen versoepelen. Dit moet de bouw van 100.000 woningen per jaar mogelijk maken.
“We bouwen snel 100.000 woningen per jaar, schrappen beknellende klimaat- en stikstofregels, en stoppen gedwongen verduurzaming om kapitaal vrij te maken voor nieuwbouw.”
“Milieu- en stikstofregels die bouw vertragen schaffen we af, en ook verplichte duurzaamheids- en energielabel eisen verdwijnen.”
Het PVV-programma vergelijkt zelf niet expliciet het VVD- en CDA-beleid op de woningmarkt, maar benadrukt scherpe verschillen met het huidige beleid, dat zij als falend bestempelen. De PVV kiest voor een sterke nationale regie, forse verlaging van sociale huren, behoud van hypotheekrenteaftrek, en uitsluiting van statushouders van voorrang op sociale huur. Hun visie is gericht op het prioriteren van Nederlanders, snelle en grootschalige woningbouw, en het schrappen van duurzaamheidseisen.
De PVV wil sociale huren direct met 10% verlagen en de hypotheekrenteaftrek volledig behouden, in tegenstelling tot partijen die deze aftrek willen beperken of sociale huur minder centraal stellen. Dit is bedoeld om wonen betaalbaarder te maken voor Nederlanders.
De PVV onderscheidt zich door statushouders volledig uit te sluiten van voorrang op sociale huur en het schrappen van de gemeentelijke taakstelling voor hun huisvesting, waar andere partijen (zoals VVD en CDA) doorgaans vasthouden aan wettelijke verplichtingen of beperkte voorrang.
De PVV wil een nationaal crisisplan, snelle vergunningverlening, en directe ingreep door de rijksoverheid bij vastgelopen projecten, waarmee zij zich afzet tegen het meer decentrale of marktgerichte beleid van VVD en CDA.
“Woningbouw moet weer een nationale topprioriteit worden. De PVV wil een nationaal crisisplan voor voldoende woningen. Daar trekken we fors extra geld voor uit.”
“Ingrijpen door de Rijksoverheid bij vastgelopen woningprojecten; provincies en gemeenten die niet voldoende bouwen of meewerken, worden aangepakt”
De PVV wil geen nieuwe duurzaamheidseisen, geen verplichte warmtepomp, en het schrappen van bouweisen, wat haaks staat op de verduurzamingsagenda van VVD en CDA.
“We stoppen met het eindeloze geneuzel over duurzaam en circulair bouwen. Er komen geen verplichte warmtepomp en geen nieuwe duurzaamheidseisen; we gaan ook niet verplicht van het gas af.”
“Schrappen en vereenvoudigen van bouweisen; geen nieuwe duurzaamheidseisen, geen verplichte warmtepomp, niet verplicht van het gas”
Het CDA kiest op de woningmarkt voor meer regie van de overheid, een grotere rol voor woningcorporaties, het bouwen van meer betaalbare en sociale woningen, en het geleidelijk afbouwen van de hypotheekrenteaftrek. Dit onderscheidt zich van de VVD, die doorgaans meer marktwerking, minder overheidsregie en behoud van fiscale voordelen voor huiseigenaren voorstaat. Het CDA legt nadruk op solidariteit, betaalbaarheid en doorstroming, met oog voor starters, gezinnen en ouderen.
Het CDA wil dat de overheid en woningcorporaties een grotere rol spelen in het oplossen van de woningnood, met duidelijke productieaantallen en afspraken over betaalbare woningen. Dit contrasteert met de VVD, die traditioneel meer aan de markt overlaat en minder centrale sturing wil.
“We willen een stabiele productie van minimaal honderdduizend woningen per jaar. Het uitgangspunt is twee derde betaalbaar waarvan 30 procent sociale huur. Zo is er in elke gemeente altijd een derde vrije ruimte voor dure huur- en koopwoningen. Met speciale aandacht voor starters, gezinnen en ouderen.”
“Het bestrijden van het woningtekort is een gezamenlijke opgave van het Rijk, gemeenten, provincies, corporaties, investeerders, ontwikkelaars en bouwers. Regie van het Rijk, doorzettingsmacht, ruimtelijk beleid en adequate financiering zijn harde voorwaarden.”
“We zetten fors in op het bouwen van nieuwe huurwoningen in het middensegment. Dit is nodig zodat groepen als leraren, verpleegkundigen en politieagenten toegang krijgen tot een passende woning. Woningcorporaties spelen hierin een belangrijke rol.”
Het CDA kiest expliciet voor het geleidelijk afbouwen van de hypotheekrenteaftrek, met het oog op meer gelijkheid tussen huurders en kopers en het toegankelijker maken van de woningmarkt voor starters. De VVD is traditioneel tegen het afbouwen van deze fiscale regeling.
“Daarom bouwen we de hypotheekrenteaftrek geleidelijk af. De opbrengsten gebruiken we een op een om de inkomstenbelasting te verlagen.”
“De geleidelijke afbouw vindt plaats over een lange transitieperiode van dertig jaar, zodat huiseigenaren die met de aftrek rekening hebben gehouden in hun financiële planning, niet in de knel komen.”
Het CDA wil huurders de mogelijkheid geven hun corporatiewoning te kopen, mits onder redelijke voorwaarden en met herinvestering van de opbrengst in nieuwbouw en verduurzaming. Dit is een nuanceverschil met de VVD, die doorgaans meer verkoop van sociale huurwoningen stimuleert zonder nadruk op herinvestering.
“Huurders mogen hun corporatiewoning kopen onder redelijke voorwaarden. De opbrengst gaat naar nieuwbouw, verduurzaming en herstructurering.”
Het CDA kiest voor inflatievolgend huurbeleid in de sociale huursector, waarmee huurders en verhuurders langdurige zekerheid krijgen over woonlasten. Dit is een meer beschermende benadering dan de VVD, die doorgaans minder regulering van huren voorstaat.
“Voor sociale huur kiezen we voor inflatievolgend huurbeleid. Huurders en verhuurders hebben zo voor een lange termijn zekerheid over hun woonlasten.”
GroenLinks-PvdA onderscheidt zich van VVD en CDA door de woningmarkt weer als een publieke taak te zien, met een sterke nadruk op betaalbaarheid, het terugdringen van marktwerking en het aanpakken van speculatie. Hun belangrijkste voorstellen zijn het bouwen van 100.000 woningen per jaar, het verhogen van de rol van woningcorporaties, het afromen van speculatiewinsten en het wettelijk beschermen van huurders tegen woekerhuren. De kern van hun visie is dat wonen een recht is voor iedereen, niet een marktproduct voor winst.
GroenLinks-PvdA wil de woningmarkt weer onder publieke regie brengen, in tegenstelling tot VVD en CDA die meer marktwerking en private investeringen voorstaan. Zij zien volkshuisvesting als een kerntaak van de overheid en willen de markt minder dominant maken.
GroenLinks-PvdA wil speculatie met woningen en grond actief bestrijden, terwijl VVD en CDA doorgaans minder vergaande maatregelen tegen speculatie voorstellen. Ze willen winsten van grondspeculanten afromen en opkoopbescherming invoeren zodat woningen naar bewoners gaan, niet naar beleggers.
In tegenstelling tot VVD en CDA, die vaak inzetten op liberalisering van de huurmarkt, wil GroenLinks-PvdA wettelijke bescherming tegen woekerhuren voor álle huurwoningen en de markt minder invloed geven op de huurprijsbepaling.
“De wettelijke bescherming tegen woekerhuren gaat gelden voor alle huurwoningen. De markt krijgt een minder grote rol bij het bepalen van de maximaal toegestane huurprijs, doordat de koopprijs van de woning (WOZ-waarde) minder zwaar gaat meetellen in de berekening.”
GroenLinks-PvdA wil jaarlijks 100.000 woningen bouwen, met een grote rol voor woningcorporaties en een focus op betaalbaarheid, terwijl VVD en CDA doorgaans minder ambitieus zijn in bouwdoelstellingen en meer ruimte laten voor commerciële partijen.
“Met het grootste investeringsprogramma in decennia gaan we ruim 100.000 woningen per jaar bouwen.”
“De Woningcorporaties Nieuwe Stijl gaan jaarlijks tienduizenden woningen extra bouwen. In elk nieuwbouwproject dat zij bouwen heeft 40% van de huurwoningen een huur van maximaal 900 euro per maand, en nog eens 30% van de woningen is ofwel een huurwoning tot 1200 euro, ofwel een koopwoning met een maximale koopprijs van 405.000 euro.”
JA21 verwijt zowel VVD als CDA dat hun beleid de woningnood heeft veroorzaakt, en onderscheidt zich door te pleiten voor het beperken van bevolkingsgroei via migratie, het afschaffen van erfpacht en overdrachtsbelasting, en het versoepelen van huur- en bouwregels. Hun visie legt de nadruk op marktwerking, minder regulering, en het prioriteren van Nederlandse woningzoekenden boven nieuwkomers.
JA21 stelt dat het woningtekort vooral is veroorzaakt door falend beleid van VVD en CDA, met name door het negeren van demografische ontwikkelingen en migratie. Zij willen de bevolkingsgroei juridisch beperken, wat hen onderscheidt van VVD en CDA die hier niet expliciet voor kiezen.
“De woningnood is het gevolg van falend beleid van opeenvolgende regeringen doordat de demografische ontwikkelingen structureel zijn veronachtzaamd. JA21 staat voor een beleid waarbij bouwen naar behoefte en grip op migratie centraal staan.”
“JA21 wil dat de overheid een beleid gaat ontwikkelen om de bevolkingsgroei van Nederland te beperken. Dat betekent onder meer het juridisch verankeren van migratie plafonds en scherpe selectie van arbeidsmigratanten en gezinshereniging.”
JA21 wil de woningmarkt meer aan de markt overlaten, huurregulering afbouwen, en investeringsvertrouwen herstellen. Dit contrasteert met het beleid van VVD en CDA, die volgens JA21 te veel reguleren en de markt verstikken.
“Dat de markt de ruimte krijgt om de woningproductie af te stemmen op de demografische trends, zowel qua woningtype, grootte en regionale verschillen.”
“Dat het investeringsvertrouwen terugkeert, bijvoorbeeld door het de Wet betaalbare huur in te trekken, door de fiscale druk op de huurwoningmarkt te verlagen, door op termijn te komen tot een afbouw van de huurregulering naar een huurvorming vanuit de markt, én door een duidelijk en voorspelbaar overheidsbeleid.”
JA21 wil erfpacht en overdrachtsbelasting afschaffen om de woningmarkt toegankelijker te maken, vooral voor starters en doorstromers. Dit zijn concrete voorstellen die VVD en CDA niet expliciet overnemen.
JA21 bekritiseert het beleid van VVD en CDA waarbij nieuwkomers voorrang krijgen op woningen, en wil deze praktijk beëindigen om de sociale cohesie te herstellen.
“Intussen krijgen nieuwkomers in ons land voorrang op de schaarse woningen die wel beschikbaar zijn. De woningnood is daarmee veel meer dan een praktisch probleem van te weinig woningen; het is een sociaal drama en tast de sociale cohesie aan.”
Volt onderscheidt zich van VVD en CDA door te kiezen voor sterke overheidsregie, het afbouwen van fiscale voordelen voor huiseigenaren, en het uitbreiden van huurregulering naar het middensegment. Volt wil de woningmarkt structureel hervormen door meer betaalbare woningen te bouwen, speculatie en leegstand te bestrijden, en de hypotheekrenteaftrek versneld af te bouwen. Hun visie is gericht op betaalbaarheid, duurzaamheid en het tegengaan van vermogensongelijkheid, waar VVD en CDA traditioneel meer marktwerking en fiscale stimulering van eigen woningbezit voorstaan.
Volt wil de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait zo snel mogelijk afbouwen en de eigen woning naar box 3 verplaatsen, om vermogen zwaarder te belasten dan arbeid en huizenprijzen te laten dalen. Dit staat haaks op het beleid van VVD en CDA, die deze fiscale voordelen grotendeels willen behouden.
“We bouwen de hypotheekrenteaftrek en het eigenwoningforfait zo snel mogelijk af en verplaatsen de eigen woning stapsgewijs naar box 3. De gestegen maandlasten voor huiseigenaren worden gecompenseerd met een lagere inkomstenbelasting en een basisinkomen. Op deze manier belasten we vermogen meer dan arbeid én dalen de huizenprijzen.”
Volt pleit voor uitbreiding van huurregulering naar het middensegment en strengere handhaving op eerlijke huurprijzen, terwijl VVD en CDA traditioneel tegen verdere huurregulering zijn.
“Volt is voorstander van de uitbreiding van de huurregulering naar het middensegment. Volt wil meer controles op eerlijke huurprijzen, ook als er wordt gewisseld van huurder. De gemeente moet proactief controles uitvoeren en boetes uitdelen als verhuurders de maximale huurprijzen niet respecteren.”
Volt wil een sterke, centrale rol voor de overheid in de woningmarkt, met nationale regie, uniforme regels en directe sturing op bouw en betaalbaarheid. VVD en CDA kiezen doorgaans voor meer lokale autonomie en marktwerking.
“Het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening krijgt een structureel budget waarmee het doel van 1 miljoen woningen bouwen ook echt gehaald kan worden. Daarnaast is nationale regie op de volkshuisvesting en ruimtelijke ordening nodig om nieuwe problemen in de toekomst te voorkomen.”
“Zo creëren we één landelijk stelsel van uniforme spelregels voor de (ver-)bouw van nieuwe en bestaande woningen, waarop maar heel beperkt uitzonderingen mogelijk zijn.”
Volt wil speculatie met bouwgrond fiscaal aanpakken en leegstand ontmoedigen met een stijgende gemeentelijke belasting, waar VVD en CDA doorgaans minder vergaande maatregelen voorstaan.
“Om sneller meer ruimte beschikbaar te maken voor nieuwbouw en de kosten van bouwprojecten en nieuwe woningen te verlagen wil Volt het speculeren met bouwgrond tegengaan. Dat doen we door de waardevermeerdering van bijvoorbeeld landbouwgrond die voor bouwgrond bestemd wordt fiscaal te belasten, waardoor grond naar verwachting eerder beschikbaar komt voor een lagere prijs.”
“Volt pleit daarom voor de Vlaamse aanpak, een methode waarbij leegstand wordt aangepakt met een jaarlijks stijgende gemeentelijke belasting. Dit beweegt eigenaren om sneller in actie te komen als hun pand leeg staat.”
D66 ziet grote verschillen tussen VVD en CDA op de woningmarkt, vooral in de mate van overheidsregie, sociale woningbouw en fiscale behandeling van woningbezit. D66 kiest voor meer sociale huur, het afbouwen van fiscale voordelen voor huiseigenaren en het beschermen van huurders, terwijl VVD en CDA traditioneel meer marktwerking en behoud van fiscale voordelen voor koopwoningen voorstaan. D66 wil zo de woningmarkt eerlijker en toegankelijker maken voor starters, huurders en kwetsbare groepen.
D66 wil wettelijk vastleggen dat gemeenten meer sociale huur bouwen en investeren in betaalbare huur- en koopwoningen, terwijl VVD en CDA hier minder ver in gaan en vaker de markt leidend laten. D66 ziet dit als noodzakelijk om de woningnood structureel aan te pakken en kwetsbare groepen te beschermen.
“We leggen wettelijk vast dat bij nieuwbouw in elke gemeente minstens 30% sociale huur komt, zodat gemeenschappen in wijken gemengd blijven.”
“We willen dat meer mensen een goede, betaalbare woning kunnen vinden. Daarom investeren we grootschalig in de sociale huur, de middenhuur en betaalbare koop.”
D66 wil de fiscale verschillen tussen huurders en kopers verkleinen door onder andere de hypotheekrenteaftrek verder af te bouwen, waar VVD en CDA traditioneel juist deze voordelen willen behouden of slechts beperkt aanpassen. D66 ziet dit als een manier om de huizenmarkt eerlijker te maken en prijsopdrijving tegen te gaan.
“We verkleinen de verschillen in fiscale voordelen tussen huurders en mensen met een koopwoning. Dit doen we onder andere via de afbouw van de hypotheekrenteaftrek, verlaging van het btw-tarief op nieuwbouw en aanscherping van het eigenwoningforfait voor de duurste huizen.”
D66 wil huurders meer rechten en bescherming bieden, in tegenstelling tot VVD en CDA die doorgaans meer ruimte laten voor verhuurders en marktwerking. D66 ziet dit als essentieel voor bestaanszekerheid en het tegengaan van uitbuiting.
“Huurders krijgen meer bescherming en zeggenschap over verduurzaming.”
D66 wil beleggers op de woningmarkt zwaarder belasten om speculatie en prijsopdrijving tegen te gaan, terwijl VVD en CDA hier traditioneel terughoudender in zijn. D66 ziet dit als noodzakelijk om woningen bereikbaar te houden voor starters en middeninkomens.
“We bouwen het belastingvoordeel van woningbezit af en gaan beleggers meer belasten.”
De SGP benoemt expliciet dat er duidelijke verschillen zijn tussen de VVD en het CDA op de woningmarkt, waarbij de VVD meer inzet op marktwerking en het CDA meer op overheidsregie en volkshuisvesting. De SGP positioneert zichzelf dichter bij het CDA door te pleiten voor een grotere rol van de overheid in volkshuisvesting, het aanpakken van de vraagzijde (zoals migratie) en het stimuleren van betaalbare woningen, met concrete voorstellen voor meer regie, samenwerking en het beperken van marktwerking.
De SGP signaleert dat de VVD traditioneel de woningmarkt vooral als een markt ziet, met minder nadruk op overheidsregie. Dit leidt volgens de SGP tot tekorten aan betaalbare woningen en onvoldoende aandacht voor maatschappelijke gevolgen.
“Jarenlang is volkshuisvesting als een markt gezien. De SGP ziet dat de markt helaas niet alles even goed oppakt. Zo is er een groot tekort aan betaalbare (huur)woningen.”
Het CDA wordt door de SGP gepositioneerd als een partij die meer inzet op overheidsregie en volkshuisvesting, wat de SGP onderschrijft. De SGP pleit voor een actieve rol van de overheid, samenwerking met corporaties en het sturen op aanbod én vraag.
“Volkshuisvesting wordt daarom weer echt een verantwoordelijkheid van de overheid, uiteraard samen en met hulp van alle andere betrokkenen.”
“De woningbouwopgave vereist een goede en effectieve samenwerking tussen overheden, woningcorporaties en bedrijfsleven. Elk met hun eigen rol. De SGP vindt dat de Rijksoverheid regie moet hebben, maar provincies en gemeenten houden nadrukkelijk ruimte voor zelfstandige afwegingen...”
De SGP onderscheidt zich door naast aanbod ook de vraagzijde te willen beïnvloeden, onder andere door strenger migratiebeleid en aandacht voor demografische ontwikkelingen. Dit aspect wordt bij VVD en CDA minder expliciet benoemd.
“Zo hebben demografische ontwikkelingen grote impact. Te denken valt aan immigratie. Dit vereist een strenger migratiebeleid. Maar ook de huishoudverdunning, mede door scheidingsproblematiek, heeft grote gevolgen. De overheid kan hier de ogen niet voor sluiten. De vraag moet en kan omlaag.”
De SP stelt dat het verschil tussen VVD en CDA op de woningmarkt minimaal is: beide partijen kiezen volgens de SP voor marktwerking en het bevoordelen van beleggers en vermogenden, waardoor de wooncrisis is verergerd. De SP pleit daarentegen voor het terugdringen van marktwerking, het investeren in betaalbare huurwoningen en het afbouwen van de hypotheekrenteaftrek voor dure woningen, met de opbrengsten direct ingezet voor sociale huisvesting.
De SP benadrukt dat VVD en CDA (samen met andere rechtse partijen) verantwoordelijk zijn voor het vergroten van de wooncrisis door beleid dat marktwerking en het belang van beleggers en vermogenden centraal stelt. Dit onderscheidt hen fundamenteel van de SP, die kiest voor publieke regie en sociale volkshuisvesting.
“Als het gaat om problemen van gewone mensen oplossen, dan hebben de rechtse ruziemakers PVV, VVD, NSC en BBB de afgelopen jaren niets voor elkaar gekregen. Beloften zoals het afschaffen van het eigen risico, het verlagen van de huren en goedkopere boodschappen zijn allemaal gebroken. De wooncrisis is vergroot, de zorg is verder vermarkt en de armoede en onzekerheid zijn verdiept. Tegelijkertijd hebben aandeelhouders, vastgoedbezitters en villabewoners wél cadeautjes gekregen. Zoals belastingkortingen op aandelen en vermogen en de verruiming van de hypotheekrenteaftrek voor villabezitters.”
De SP zet zich af tegen het beleid van VVD en CDA door te pleiten voor het terugdringen van marktwerking, het bevriezen van huren, het bouwen van een miljoen betaalbare huurwoningen en het investeren in volkshuisvesting. De SP wil de hypotheekrenteaftrek voor dure woningen versneld afbouwen en de opbrengsten inzetten voor sociale huisvesting.
“We laten het oude systeem achter ons, waarin beleggers de dienst uitmaken en betaalbaarheid verdwijnt. In plaats daarvan bouwen we aan eerlijke volkshuisvesting die werkt voor iedereen. Wij bouwen één miljoen betaalbare huurwoningen, bevriezen de huren en geven bewoners weer zeggenschap over hun huis en hun buurt.”
“Hoe meer belastingvoordeel je krijgt bij het kopen van een huis, hoe meer mensen kunnen lenen en hoe harder de huizenprijzen stijgen. Dat is precies wat de hypotheekrenteaftrek doet: ze maakt huizen niet goedkoper, maar juist duurder. En ondertussen kost het de samenleving miljarden per jaar. Wij garanderen deze regeling voor woningen tot 600 duizend euro, maar boven dit bedrag bouwen we de hypotheekrenteaftrek versneld af. Zo houden we de markt betaalbaarder en komt er jaarlijks 5 tot 6 miljard euro vrij. Dat geld investeren we in betaalbare huurwoningen, wooncoöperaties en huisvesting voor starters.”