De SP ziet klassenverschillen als een fundamenteel probleem dat ongelijkheid in onderwijs, rechtspraak, zorg en samenleving veroorzaakt. Hun belangrijkste voorstellen zijn het verkleinen van klassen in het onderwijs, het bestrijden van klassenjustitie, het toevoegen van sociaaleconomische klasse als discriminatiegrond, en het aanpakken van klassenverschillen in de zorg. De kern van hun visie is dat sociale afkomst geen invloed mag hebben op kansen, rechten of behandeling in Nederland.
De SP wil kleinere klassen om kansenongelijkheid te verminderen, vooral voor kinderen uit kwetsbare gezinnen. Ze zien overvolle klassen als oorzaak van lagere onderwijskwaliteit en werkdruk, en willen maximaal 21 leerlingen per klas.
“Daarom voeren we de kleine klassenstrijd. We verlagen de maximale klassengrootte, te beginnen op scholen met de grootste achterstanden. Ons doel: binnen enkele jaren maximaal 21 leerlingen per klas in het basis en voortgezet onderwijs.”
“Juist kinderen uit kwetsbare gezinnen profiteren hiervan het meest. Onderzoek laat zien dat dit niet alleen de kwaliteit verhoogt, maar op termijn ook economische winst oplevert.”
De SP stelt dat mensen uit de werkende klasse zwaarder worden aangepakt door justitie dan rijkeren, en wil onderzoek naar klassenjustitie en institutionele discriminatie.
“Toch kent Nederland vele vormen van Klassenjustitie. Terwijl bankiers op de Zuidas vrijuit gaan, komen opsporingsambtenaren bij de werkende klasse, mensen die hun inkomen verdienen uit arbeid, uitkering, of pensioen, thuis de tandenborstels tellen.”
“Daarom komt er een groot onderzoek naar klassenjustitie en institutionele discriminatie in onze rechtsstaat en opsporing, om zulke verschillen in behandeling tegen te gaan.”
De SP wil discriminatie op basis van sociaaleconomische klasse expliciet bestrijden en deze grond toevoegen aan antidiscriminatiewetgeving.
“Discriminatie op grond van op basis van klasse, kleur, gender, religie, seksuele voorkeur, leeftijd, beperking of wat dan ook pakken wij hard aan. Sociaaleconomische klasse wordt toegevoegd als discriminatiegrond.”
De SP verbindt klassen direct aan gezondheidsverschillen en wil een zorgsysteem zonder klassenverschillen realiseren.
“Gezondheid wordt bepaald door je woonwijk, je werk, je inkomen en dus door je klasse. Het is dan ook geen toeval dat deze sociaaleconomische gezondheidsverschillen bestaan.”
“Daarmee bouwen we een gezondheidszorg zonder klassenverschillen, waarbij iedereen een gezond leven kan leiden.”
De SP waarschuwt dat klimaatbeleid niet mag leiden tot grotere klassenongelijkheid en wil een klimaatrechtvaardigheidstoets.
“Hoge prijzen maken het leven wel onbetaalbaar voor de werkende klasse, de grote meerderheid van Nederland die afhankelijk is van hun inkomen uit arbeid, uitkering, of pensioen. Tweedeling door klimaatbeleid staan wij niet toe.”
De SP ziet de rechten van de werkende klasse als fundamenteel en wil deze beschermen tegen ondermijning en ongelijkheid.
DENK ziet onderwijs als hét instrument om sociale klassenverschillen te verkleinen en gelijke kansen te creëren. De partij pleit voor investeringen in brede brugklassen, het tegengaan van vroege selectie en onderadvisering, en het beperken van klassengrootte om ongelijkheid tussen leerlingen te verminderen. DENK wil zo het onderwijs toegankelijker en eerlijker maken, zodat afkomst of financiële situatie geen belemmering vormt voor ontwikkeling.
DENK wil sociale klassenverschillen in het onderwijs tegengaan door te investeren in brede brugklassen en het beperken van vroege selectie. Dit moet voorkomen dat kinderen te vroeg in gescheiden onderwijsstromen terechtkomen op basis van hun achtergrond, waardoor kansenongelijkheid wordt bestendigd.
“Investeren in brede brugklassen om vroege selectie tegen te gaan.”
“DENK kiest daarom voor een koerswijziging. Wij draaien de bezuinigingen op het onderwijs terug, herstellen de investeringen in kansengelijkheid, breiden de brede brugklas uit en maken werk van eerlijke schooladviezen en selectieprocedures.”
Om de negatieve effecten van grote klassen op kansarme leerlingen te beperken, wil DENK een maximale klassengrootte invoeren en extra investeren in scholen in kwetsbare wijken. Dit moet zorgen voor meer individuele aandacht en betere begeleiding, vooral voor leerlingen uit lagere sociaaleconomische klassen.
DENK wil dat sociale klasse geen rol speelt in de toegang tot onderwijs. Daarom pleit de partij voor gratis onderwijsmateriaal, gratis ontbijt en lunch op scholen in kwetsbare wijken, en het beperken van selectiemomenten in het onderwijssysteem.
“Onderwijs moet toegankelijk zijn. Jongeren mogen niet vastlopen op geld, afkomst of systemen die te vroeg selecteren.”
“Gratis onderwijsmateriaal voor alle leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs.”
“Gratis ontbijt en lunch op school in kwetsbare wijken.”
“Beperken van het aantal selectiemomenten in het onderwijssysteem.”
NSC wil de kwaliteit van het onderwijs in de klas verbeteren door meer autonomie en waardering voor leraren, minder regeldruk en meer directe besteding van middelen aan het primaire proces in de klas. Ze pleiten voor kleinere, overzichtelijke scholen, meer aandacht voor kwetsbare leerlingen en het tegengaan van schaalvergroting en leerfabrieken. De kern van hun visie is dat goed onderwijs begint bij de leraar en de klas, met focus op basisvaardigheden, gelijke kansen en een veilige, overzichtelijke leeromgeving.
NSC vindt dat leraren meer zeggenschap moeten krijgen over wat er in de klas gebeurt en dat hun professionele autonomie beter beschermd moet worden. Dit moet leiden tot beter onderwijs en meer rust in de klas, met minder regeldruk en administratieve lasten.
“Leraren en docenten moeten weer de inhoud bepalen van wat er in de klas gebeurt. We geven vakverenigingen meer zeggenschap over de eindtermen, didactische methodes en lesmateriaal, zodat onderwijsinhoud voortkomt uit vakkennis en praktijkervaring.”
“We stoppen de overmatige pilotcultuur en brengen rust in de klas. Onderwijsvernieuwing wordt alleen ingevoerd als dit voldoende wetenschappelijk onderbouwd is en er toetsbare doelen zijn.”
“De regeldruk en administratieve lasten voor de leraar moeten afnemen.”
NSC wil dat schoolbesturen meer geld direct besteden aan het primaire proces in de klas en dat de kosten voor overhead worden gemaximeerd. Leraren moeten actief geraadpleegd worden over de besteding van middelen.
“Schoolbesturen moeten ervoor zorgen dat de middelen besteed worden in de klas. We stellen een norm voor de hoeveelheid onderwijsgeld die aan het primaire proces moet worden besteed, maximeren de kosten voor overhead en willen dat leraren actief geraadpleegd worden bij de besteding van de middelen.”
NSC keert zich tegen grote, anonieme scholen en wil een fusieverbod voor scholen boven een bepaalde omvang. Dit moet voorkomen dat scholen leerfabrieken worden en het contact met de klas verloren gaat.
“Onderwijsbesturen mogen niet anoniem of oncontroleerbaar zijn en scholen geen leerfabrieken. Daarom stellen we een fusieverbod in voor scholen boven een bepaalde omvang, zodat schoolbesturen zicht houden op de dagelijkse gang van zaken.”
NSC wil de kansen van leerlingen die met een achterstand beginnen vergroten, onder andere door huiswerkbegeleiding op school en meer middelen voor scholen met veel kwetsbare kinderen.
BIJ1 wil de kansenongelijkheid tussen klassen in het onderwijs actief bestrijden en streeft naar gelijke uitkomsten voor iedereen, ongeacht achtergrond. Ze pleiten voor kleinere klassen, brede brugklassen, het tegengaan van onderadvisering en het aanpakken van klassenjustitie in het rechtssysteem. Hun beleid richt zich op structurele investeringen en hervormingen om sociale ongelijkheid te doorbreken.
BIJ1 vindt dat het huidige onderwijssysteem ongelijkheid tussen sociale klassen in stand houdt en wil daarom niet alleen gelijke kansen, maar gelijke uitkomsten garanderen. Ze willen investeren in onderwijs, brede brugklassen stimuleren, onderadvisering tegengaan en discriminatie bestrijden.
“Wij zetten niet in op gelijke kansen - wij eisen de kans op een gelijke uitkomst op voor iedereen. Wat je achtergrond ook is.”
“We moedigen brede brugklassen en scholengemeenschappen met verschillende schoolsoorten (vmbo, havo, vwo) aan.”
“We zetten ons actief in om onderadvisering tegen te gaan. De selectie en toetsing van basisschoolleerlingen voor het voortgezet onderwijs moet anders, en op een later moment.”
“Scholen gaan verantwoordelijkheid nemen om een veilige leeromgeving te creëren voor achtergestelde groepen leerlingen. We maken wetten en regels in samenwerking met ervaringsdeskundigen en professionals om kansenongelijkheid, onderadvisering en discriminatie binnen onderwijsinstellingen te stoppen.”
Om de kwaliteit van onderwijs te verbeteren en ongelijkheid te verminderen, wil BIJ1 de klassen verkleinen en de werkdruk voor docenten verlagen. Dit moet zorgen voor meer persoonlijke aandacht en betere leerresultaten, vooral voor leerlingen uit achtergestelde klassen.
“De klassen worden kleiner en we verlichten de administratieve lasten, om de werkdruk te verminderen en meer voorbereidingstijd voor docenten te creëren.”
BIJ1 erkent dat klassenverschillen ook in het rechtssysteem tot ongelijkheid leiden en wil daarom klassenjustitie bestrijden. Ze pleiten voor toegankelijke rechtsbijstand, inkomensafhankelijke boetes en het heropenen van lokale rechtbanken.
“Klassenjustitie wordt bestreden. Iedereen heeft recht op goede, gratis en toegankelijke rechtsbijstand van sociale advocaten die eerlijk worden betaald. Boetes worden afgestemd op iemands inkomen en vermogen. Er wordt ingezet op wijkrechtspraak en er worden kleine, lokale rechtbanken (kantongerechten) heropend om de afstand tussen mensen en het recht te verkleinen.”
JA21 wil de rust en onderwijskwaliteit in klassen herstellen door leerlingen met ernstige gedragsproblemen sneller uit reguliere klassen te plaatsen en docenten te ontlasten van administratieve taken. Het gezag van de leraar en de effectieve benutting van lestijd voor de hele klas staan centraal in hun visie.
JA21 vindt dat een kleine groep leerlingen met gedragsproblemen te veel lestijd van de rest van de klas opslokt, wat de onderwijskwaliteit schaadt. Daarom pleiten ze voor directe plaatsing van deze leerlingen in speciale voorzieningen (cluster 4), zodat de rust en het leerklimaat in reguliere klassen terugkeren.
“Maar ook wordt een belangrijk deel van de werktijd van docenten geclaimd door een kleine groep leerlingen met gedragsproblemen. Dit gaat ten koste van de lestijd voor de rest van de klas. Dit moet stoppen.”
“JA21 is van mening dat er voor leerlingen, die in het reguliere onderwijs het onderwijsleerproces bij herhaling ernstig orde- en grensoverschrijdend verstoren, direct een plek beschikbaar moet zijn in bestaande voorzieningen voor het cluster 4 onderwijs.”
“Zo keert in de klas de rust terug die leerlingen nodig hebben voor het opdoen van kennis, vaardigheden en inzicht.”
JA21 wil dat docenten maximaal 6% van hun werktijd aan administratie besteden, zodat zij zich kunnen richten op lesgeven en het functioneren van de klas als geheel. Dit moet bijdragen aan meer effectieve lestijd en een beter leerklimaat.
“De maximale werktijd die door een docent mag worden besteed aan administratieve lasten wordt vastgesteld op 6%. Als er meer tijd nodig is, worden administratieve werkzaamheden geschrapt.”
“Door deze maatregelen kan de docent met gezag zijn mooie vak uitoefenen en krijgt hij de waardering die hij verdient.”
Het CDA erkent het belang van klassen als plekken waar kansengelijkheid en persoonlijke ontwikkeling centraal staan, met speciale aandacht voor leerlingen met een achterstand of specifieke behoeften. De partij wil investeren in internationale schakelklassen voor nieuwkomers, extra ondersteuning bieden aan leerlingen die minder goed presteren, en brede scholen stimuleren waar kinderen van verschillende niveaus samen opgroeien zonder verlies van eigenheid.
Het CDA ziet internationale schakelklassen als essentieel om kinderen van statushouders een goede start in Nederland te geven. Hiermee wil de partij de integratie en het onderwijsniveau van nieuwkomers verbeteren.
“We onderschrijven het belang van internationale schakelklassen om voor kinderen van statushouders een goede start in Nederland mogelijk te maken.”
Het CDA wil dat leerlingen die minder goed presteren, bijvoorbeeld door hun thuissituatie, extra steun krijgen via de onderwijskansenregeling. Dit moet de kansengelijkheid vergroten en voorkomen dat deze leerlingen achterblijven.
“Op sommige scholen zitten veel leerlingen die minder goed presteren, bijvoorbeeld vanwege de thuissituatie. Met de onderwijskansenregeling krijgen deze kinderen in het voortgezet onderwijs een extra steun in de rug.”
Het CDA pleit voor brede scholen en gezamenlijke huisvesting van verschillende onderwijsniveaus in één gebouw, mits dit niet ten koste gaat van de eigenheid van leerlingen. Dit moet bijdragen aan meer gezamenlijkheid en diversiteit binnen klassen, zonder uniformiteit af te dwingen.
“Wij zijn voor brede scholen en gezamenlijke huisvesting van verschillende niveaus op dezelfde school in één gebouw mits dit niet ten koste gaat van de eigenheid van leerlingen.”
“Brede scholen moeten ruimte bieden voor diversiteit in talenten, lesstof en persoonlijke ontwikkeling, zodat gezamenlijkheid niet leidt tot uniformiteit maar tot wederzijdse verrijking.”
De PVV wil orde, rust en gezag terugbrengen in de klas, met nadruk op basisvaardigheden en politieke neutraliteit van leraren. Ze pleiten voor kleinere klassen, meer directe besteding van het onderwijsbudget aan de klas, en het weren van onderwerpen als gender en klimaat uit het lesprogramma. De partij ziet de klas als plek voor discipline en kennisoverdracht, niet voor politieke of maatschappelijke opvoeding.
De PVV vindt dat de klas weer een plek moet zijn van structuur, discipline en politieke neutraliteit. Ze willen dat leraren zich richten op basisvaardigheden en dat onderwerpen als politiek, gender en klimaat buiten het klaslokaal blijven. Dit moet bijdragen aan een veilige, overzichtelijke leeromgeving waar leerlingen zich optimaal kunnen ontwikkelen.
De PVV wil dat het overgrote deel van het onderwijsbudget direct ten goede komt aan de klas, in plaats van aan overhead of management. Hiermee beogen ze kleinere klassen, meer aandacht voor leerlingen en een hogere onderwijskwaliteit.
“Maximaal 20% van de onderwijsbegroting naar overhead, minimaal 80% naar de klas”
De partij stelt dat alleen bevoegde leraren voor de klas mogen staan, om de kwaliteit van het onderwijs te waarborgen en leerlingen de beste begeleiding te bieden.
“Geen onbevoegde leraren meer voor de klas”
De Partij voor de Dieren wil structureel kleinere klassen in het onderwijs, met een maximum van 21 leerlingen per klas, om de werkdruk van leraren te verlagen en meer aandacht te geven aan individuele leerlingen. Ze pleiten voor meer handen in de klas, extra klassenassistenten en het tegengaan van grote 'plofklassen', zodat onderwijs persoonlijker, inclusiever en effectiever wordt.
De PvdD vindt dat te grote klassen leiden tot hoge werkdruk voor leraren en te weinig aandacht voor individuele leerlingen. Door structureel te investeren in kleinere klassen en meer ondersteunend personeel willen ze de kwaliteit van het onderwijs verbeteren en uitval van leraren tegengaan.
“We willen af van ‘plofklassen’ en werken toe naar kleinere klassen van maximaal 21 leerlingen.”
“Bezuiniging na bezuiniging op het onderwijs door de vorige kabinetten heeft ertoe geleid dat klassen en scholen steeds groter werden en er minder ruimte beschikbaar is voor specifieke begeleiding. Dit leidt tot een gebrek aan aandacht voor individuele leerlingen en leerlingen die ondersteund moeten worden.”
“We investeren in meer handen in de klas, kleinere klassen, meer expertise op scholen en meer aandacht voor de leerling als individu.”
“Er komen extra klassenassistenten en ondersteunend personeel. Hiermee verlagen we de werkdruk van leraren.”
BBB erkent dat volle klassen en hoge werkdruk de onderwijskwaliteit en het lerarentekort vergroten. De partij wil de werkdruk verlagen door administratieve lasten te verminderen en meer vertrouwen te geven aan onderwijspersoneel, zodat zij zich kunnen richten op lesgeven in plaats van randzaken.
BBB ziet volle klassen en administratieve lasten als belangrijke oorzaken van werkdruk en verminderde aantrekkelijkheid van het onderwijs. Door deze te verminderen, wil de partij het vak aantrekkelijker maken en de onderwijskwaliteit verbeteren. Dit standpunt richt zich direct op de situatie in de klas en het dagelijks werk van leraren.
“Werkdruk speelt hierin een centrale rol: te weinig tijd voor kerntaken, volle klassen en toenemende administratieve lasten maken het vak minder aantrekkelijk en vergroten het verloop.”
“Verlaging van de administratielast. Dit geeft meer tijd voor de basistaak; lesgeven.”
D66 wil dat kinderen langer samen in brede brugklassen blijven, zodat ze meer tijd krijgen om zich te ontwikkelen voordat ze een schoolniveau kiezen. Ze zien brede brugklassen als een manier om kansenongelijkheid te verkleinen en te voorkomen dat leerlingen te vroeg worden vastgezet op een bepaald onderwijsniveau.
D66 pleit ervoor dat leerlingen tot ongeveer 15 jaar in brede brugklassen blijven, zodat ze niet te vroeg worden gescheiden op basis van schooladvies. Dit moet de kansengelijkheid vergroten en het probleem van een te laag schooladvies verkleinen.
“D66 wil dat jongeren pas rond de leeftijd van 15 jaar kiezen welke route dan het best bij ze past. Tot die tijd zitten ze in brede brugklassen. Zo krijgen ze langer de tijd om zich te ontwikkelen. Hiermee verkleinen we ook het probleem van een te laag schooladvies.”
“Daarom herstellen we het budget om onderwijsachterstanden aan te pakken. Dat is belangrijk voor programma’s zoals de brede brugklas en de hulp voor kwetsbare leerlingen in het voortgezet onderwijs.”
FVD wil de klassen in het basis- en middelbaar onderwijs verkleinen om de werkdruk voor leraren te verlagen en de onderwijskwaliteit te verbeteren. Het verkleinen van klassen wordt gepresenteerd als een kernmaatregel om leraren meer tijd en aandacht voor hun leerlingen te geven en het leraarschap aantrekkelijker te maken.
FVD pleit voor kleinere klassen als antwoord op de hoge werkdruk en de afgenomen kwaliteit in het onderwijs. Door klassen te verkleinen, krijgen leraren meer tijd en aandacht voor hun leerlingen, wat volgens FVD leidt tot beter onderwijs en meer werkplezier voor docenten.
“We verkleinen de klassen en verminderen de werkdruk, zodat leraren meer tijd en aandacht hebben voor hun leerlingen.”
“Daarom pleiten we voor kleinere klassen, hogere salarissen voor fulltime leraren en meer professionele ruimte en vertrouwen voor de leraar zelf. Zo verbeteren we de kwaliteit van het onderwijs en maken we het leraarschap weer aantrekkelijk.”
GroenLinks-PvdA wil het onderwijs toegankelijker en eerlijker maken door te investeren in kleinere klassen, vooral op scholen met veel achterstanden, en door brede brugklassen te stimuleren. Ze zien kleinere klassen als essentieel voor meer persoonlijke aandacht en het verkleinen van kansenongelijkheid. Hun beleid richt zich op het vergroten van kansengelijkheid en het ondersteunen van leraren, met prioriteit voor kwetsbare wijken.
GroenLinks-PvdA pleit voor kleinere klassen, vooral op scholen waar veel leerlingen een leerachterstand hebben en voor beginnende docenten. Dit moet zorgen voor meer individuele aandacht, betere ondersteuning en het verkleinen van onderwijsachterstanden. Het verkleinen van klassen wordt gezien als een concrete stap om kansengelijkheid te bevorderen.
“We werken toe naar kleine klassen, te beginnen bij scholen waar veel leerlingen een leerachterstand hebben, en voor beginnende docenten. Zo krijgen zij de rust en ruimte om het vak onder de knie te krijgen en krijgt elk kind de aandacht die het verdient.”
De partij wil brede brugklassen stimuleren, zodat leerlingen langer samen les krijgen voordat ze worden gescheiden op niveau. Dit moet de kansenongelijkheid verminderen en leraren ondersteunen bij het omgaan met diverse achtergronden in de klas.
“We werken toe naar een systeem waar kinderen op hun vijftiende een definitief schooladvies krijgen. We ondersteunen scholen met een brede brugklasbonus, en helpen leraren om les te geven aan leerlingen met verschillende achtergronden.”
De SGP wil de selectie van leerlingen in het onderwijs minder vroeg laten plaatsvinden en stimuleert daarom het gebruik van brede brugklassen, maar is tegen een verplichte latere selectie voor alle leerlingen. Daarnaast ondersteunt de partij initiatieven voor inclusiever onderwijs, met behoud van perspectief op speciaal onderwijs voor wie dat nodig heeft. De SGP kiest voor maatwerk en ruimte voor scholen, zonder uniforme verplichtingen vanuit de overheid.
De SGP vindt dat leerlingen niet te vroeg geselecteerd moeten worden voor verschillende onderwijsniveaus. Door brede brugklassen aantrekkelijker te maken, wil de partij kansenongelijkheid tegengaan, maar ze zijn tegen een algemene verplichting tot latere selectie. Dit standpunt is gericht op het bieden van meer ontwikkelingsruimte aan leerlingen, zonder scholen te dwingen tot één systeem.
“Praktijken die ervoor zorgen dat selectie van leerlingen minder vroeg plaatsvindt worden gestimuleerd. Bijvoorbeeld door brede brugklassen aantrekkelijk te maken. Er komt geen verplicht uitstel van selectie van alle leerlingen.”
De SGP ondersteunt scholen die willen werken aan inclusiever onderwijs, maar benadrukt dat er altijd een duidelijk perspectief op speciaal onderwijs moet blijven voor leerlingen die daar beter op hun plek zijn. Dit standpunt erkent verschillen tussen leerlingen en wil maatwerk mogelijk maken, zonder dat inclusiviteit ten koste gaat van passend onderwijs voor iedereen.
“De overheid ondersteunt scholen die willen werken aan inclusiever onderwijs. Voor leerlingen die daarmee onvoldoende gebaat zijn, blijft de overheid echter een duidelijk perspectief op een plaats in het speciaal onderwijs bieden.”
De VVD wil dat klassen in het onderwijs beter aansluiten bij de behoeften van leerlingen, met speciale aandacht voor hoogbegaafde kinderen en het voorkomen van te veel zorgleerlingen in één reguliere klas. Ze pleiten voor meer plusklassen, voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs en het verbeteren van passend onderwijs, zodat iedere leerling optimaal wordt ondersteund en uitgedaagd.
De VVD vindt dat hoogbegaafde leerlingen vaak een andere aanpak nodig hebben en wil daarom altijd een plusklas in de buurt en voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs in elke regio. Dit moet ervoor zorgen dat deze leerlingen voldoende worden uitgedaagd en ondersteund.
“Er moet altijd een plusklas dichtbij zijn en elke regio biedt voltijds hoogbegaafdheidsonderwijs aan. Er komt een landelijke handreiking voor invulling van plusklassen en extra vakken.”
De VVD stelt dat het leerproces van alle leerlingen en leraren onder druk komt te staan als er te veel leerlingen met extra ondersteuningsbehoefte in één reguliere klas zitten. Daarom willen ze het speciaal onderwijs verbeteren en onnodige barrières in het reguliere onderwijs wegnemen, zodat passend onderwijs beter aansluit bij individuele vaardigheden.
“Wanneer veel leerlingen die extra aandacht nodig hebben in één reguliere klas zitten, gaat dat ten koste van het leerproces van alle leerlingen en van leraren.”
Volt wil de kansenongelijkheid in het onderwijs aanpakken door te investeren in kleinere klassen, vooral in kansarme wijken, en door het selectiemoment in het onderwijs te verschuiven via brede brugklassen. Hun beleid richt zich op het creëren van een inclusieve en stimulerende leeromgeving, met extra ondersteuning waar de onderwijsdruk het hoogst is. Zo wil Volt dat elk kind, ongeacht achtergrond, gelijke kansen krijgt om zich te ontwikkelen.
Volt ziet kleinere klassen als essentieel om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en kansenongelijkheid te verkleinen, vooral in wijken waar de onderwijsdruk het hoogst is. Door meer onderwijsondersteuners en extra opleidingsplaatsen te creëren, wil Volt zorgen voor voldoende begeleiding in de klas en een betere leeromgeving voor alle kinderen.
“We verhogen de kwaliteit van het primair en middelbaar onderwijs door structureel te investeren in kleinere klassen en meer onderwijsondersteuners. We beginnen op scholen in kansarme wijken waar de onderwijsdruk het hoogst is.”
Volt wil het selectiemoment in het funderend onderwijs uitstellen door in te zetten op brede brugklassen. Dit moet voorkomen dat kinderen te vroeg worden ingedeeld op niveau, waardoor de invloed van achtergrond en thuissituatie op hun kansen wordt verminderd.
“We kiezen ook voor een later selectiemoment in het funderend onderwijs door in te zetten op brede brugklassen.”
BVNL pleit voor kleinere klassen in het onderwijs om de kwaliteit te verbeteren en meer individuele aandacht mogelijk te maken. Dit gaat samen met meer onderwijsondersteuning en een focus op basisvaardigheden, waarbij het onderwijs minder bureaucratisch en meer gericht op leerlingen en leerkrachten moet zijn.
BVNL ziet kleinere klassen als essentieel om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en leerachterstanden tegen te gaan. Door de klassen te verkleinen en meer ondersteuning te bieden, wil de partij zorgen voor meer persoonlijke aandacht voor leerlingen en een betere leeromgeving.
“Kleinere klassen en meer onderwijsondersteuning.”
De ChristenUnie wil de kansenongelijkheid tussen klassen in het onderwijs verkleinen door later te selecteren en brede, verlengde brugklassen te stimuleren. Ze pleiten voor eerlijkere kansen voor ieder kind, ongeacht achtergrond, en willen dat de overgang van primair naar voortgezet onderwijs soepeler verloopt.
De ChristenUnie ziet het huidige systeem van vroege selectie als een oorzaak van ongelijke kansen tussen klassen. Door later te selecteren en brede, verlengde brugklassen in te voeren, willen ze de overgang van primair naar voortgezet onderwijs eerlijker maken en de kansen voor alle kinderen vergroten.
“Door in te zetten op later selecteren zal de overgang van PO naar VO soepeler verlopen en worden de kansen voor ieder kind eerlijker. Daarvoor kan nu al ingezet worden op brede en verlengde brugklassen.”
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma