BVNL erkent expliciet de historische en morele erfenis van Nederland ten opzichte van Indonesië en aanverwante groepen. De partij wil coulance en erkenning bieden aan slachtoffers en nabestaanden van de Indische en Molukse kwesties, de backpay-regeling heropenen, en de ereschuld aan Papua inlossen. Daarnaast pleit BVNL voor eerherstel van Nederlandse militairen die in het voormalige Nederlands-Indië actief waren.
BVNL wil de Indische en Molukse kwesties met coulance en erkenning behandelen, inclusief het heropenen van de backpay-regeling voor nabestaanden en het aanbieden van excuses en erkenning van het leed. Hiermee erkent de partij het historische onrecht en wil zij tegemoetkomen aan de betrokken gemeenschappen.
BVNL erkent een specifieke ereschuld van Nederland aan Papua en wil zich inzetten om deze in te lossen. Dit standpunt adresseert de bijzondere positie van Papua en de verantwoordelijkheid die Nederland daar nog voelt.
“Nederland gaat zich inzetten om de ereschuld met betrekking tot Papua in te lossen.”
De partij wil Nederlandse militairen die in het voormalige Nederlands-Indië zijn verguisd, zoals Generaal Spoor en Kapitein Westerling, in ere herstellen. Dit is een duidelijk cultureel-conservatief standpunt dat zich richt op het herwaarderen van Nederlandse militaire geschiedenis in Indonesië.
“We gaan ten onrechte verguisde Nederlandse helden, zoals Generaal Spoor en Kapitein Westerling in ere herstellen.”
BIJ1 erkent expliciet de koloniale schade die Nederland aan Indonesië heeft toegebracht en pleit voor herstelmaatregelen, waaronder materiële en immateriële reparaties. Ze willen excuses aanbieden voor slavernij in de Oost, breed onderzoek naar het slavernijverleden en de gevolgen, en de Indonesische onafhankelijkheidsdag als nationale feestdag erkennen. De partij benadrukt het belang van dekolonisatie, erkenning van niet-westerse kennis en het verwijderen van koloniale verheerlijking.
BIJ1 stelt dat Nederland verantwoordelijkheid moet nemen voor de koloniale schade die het in Indonesië heeft veroorzaakt. Dit omvat zowel materiële als immateriële reparaties, waarbij de invulling wordt overgelaten aan de samenlevingen van de (voormalige) koloniën. Ook wordt expliciet aandacht gevraagd voor de slavernij in de Oost en de betrokkenheid van andere getroffen groepen.
“Nederland herstelt de schade die zij veroorzaakte door 400 jaar kolonialisme en slavernij. Reparaties zijn materieel en immaterieel. De precieze invulling besluiten de samenlevingen van de (voormalige) koloniën. Nederland ondersteunt dit proces financieel en (naar behoefte) logistiek. Naast de ABC- en SSS-eilanden, Suriname en Indonesië betrekken we ook alle andere getroffen samenlevingen en groepen hierbij. Waaronder de Zuid-Molukken, West-Papoea, Tobago, Noord-Brazilië, West-Afrika, Zuid-Afrika en de oorspronkelijke bewoners van New York en New Jersey. Nederland erkent en biedt excuses aan voor de slavernij in de Oost en we zetten breed onderzoek op naar dit stuk van het slavernijverleden en de gevolgen.”
BIJ1 wil de onafhankelijkheidsdag van Indonesië erkennen als nationale feestdag in Nederland, als onderdeel van het dekoloniseren van het collectieve geheugen en het onderwijs.
“1 juli (Keti Koti), 17 augustus (Dia di Lucha pa Libertat of Dia di Tula en de onafhankelijkheidsdag van Indonesië), 10 oktober (het opheffen van de Nederlandse Antillen), 25 november (de onafhankelijkheidsdag van Suriname), 1 mei (de Dag van de Arbeid) en 18 maart (Dia di Himno y Bandera, de Arubaanse Dag van het Volkslied en de Vlag) worden nationale feestdagen.”
BIJ1 pleit voor het dekoloniseren van het onderwijs en het erkennen van niet-westerse kennis, waaronder die uit Indonesië. Ook willen ze alle koloniale verheerlijking uit het straatbeeld verwijderen.
“door curricula in het onderwijs te dekoloniseren, gedekoloniseerde lesmethodes en de waarde van niet-westerse kennis te erkennen. Ook verwijderen we alle koloniale verheerlijking door standbeelden en straatnamen uit het straatbeeld.”
De Partij voor de Dieren (PvdD) veroordeelt mensenrechtenschendingen door de Indonesische regering, met speciale aandacht voor de situatie in West-Papoea. De partij pleit voor internationale druk, sancties en het erkennen van Nederlandse verantwoordelijkheid in het verleden, met als doel het zelfbeschikkingsrecht en de mensenrechten van de Papoea’s te waarborgen.
De PvdD wil dat Nederland zich actief uitspreekt tegen mensenrechtenschendingen door de Indonesische regering in West-Papoea en internationale druk uitoefent, onder andere via de VN. De partij erkent ook de Nederlandse historische verantwoordelijkheid voor de huidige situatie en pleit voor het recht op zelfbeschikking van de Papoea’s.
“Nederland zet zich actief in voor de rechten van de Papoea’s en de soevereiniteit van West-Papoea. De Nederlandse kolonisatie van West-Papoea is een van de oorzaken waardoor dit nu in handen is van Indonesië.”
“Ook agendeert Nederland de lokale misstanden en mensenrechtenschendingen van de Indonesische regering in de VN-Mensenrechtenraad. In een hechte samenwerking met de African, Caribbean and Pacific (ACP) Group of States roepen we Indonesië op een VN-mensenrechtenmissie toe te laten in West-Papoea.”
“De Nederlandse regering erkent dat zij historische fouten heeft gemaakt ten aanzien van mensenrechten en het zelfbeschikkingsrecht van de inwoners van West-Papoea.”
DENK wil de relatie tussen Nederland en Indonesië verbeteren, met bijzondere aandacht voor de historische en maatschappelijke banden. Het belangrijkste concrete voorstel is het voeren van specifiek diplomatiek beleid om de diplomatieke en economische betrekkingen met Indonesië (en andere bindingslanden) te bevorderen, waarbij de betrokken gemeenschappen in Nederland actief worden betrokken.
DENK erkent dat veel Nederlanders wortels hebben in Indonesië en ziet het als een prioriteit om de relatie met Indonesië te versterken. Dit moet gebeuren via gericht diplomatiek en economisch beleid, waarbij de Indonesische gemeenschap in Nederland wordt betrokken bij het vormgeven van deze samenwerking.
“Nederland gaat specifiek diplomatiek beleid voeren voor het bevorderen van de diplomatieke en economische betrekkingen met bindingslanden. De gemeenschappen in Nederland worden hierbij betrokken.”
“Veel Nederlanders hebben hun wortels in een aantal bindingslanden buiten de Europese grenzen, zoals Suriname, Turkije, Marokko, de Caraïben en Indonesië. DENK staat voor het verbeteren van de relatie met deze landen waarmee wij een speciale band hebben.”
De VVD wil de strategische relatie met Indonesië versterken als onderdeel van het verbreden van Nederlandse internationale partnerschappen, met aandacht voor mensenrechten en economische belangen. Concrete beleidsvoorstellen over Indonesië zijn beperkt tot het aanhalen van banden op het gebied van handel en toegang tot kritieke grondstoffen, waarbij mensenrechten niet uit het oog worden verloren. Er worden geen specifieke maatregelen of diepgaande analyses over Indonesië genoemd.
De VVD ziet Indonesië als een belangrijke internationale speler waarmee Nederland nauwere economische en strategische banden moet opbouwen, mede om de afhankelijkheid van traditionele bondgenoten te verminderen. Hierbij wordt expliciet genoemd dat mensenrechten en de positie van meisjes en vrouwen niet uit het oog worden verloren, maar concrete beleidsmaatregelen blijven uit.
“Denk hierbij aan nauwere banden met betrouwbare landen in het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en belangrijke spelers als India en Indonesië. Hierbij verliezen we het belang van mensenrechten en de positie van meisjes en vrouwen niet uit het oog.”
“landen in het Midden-Oosten, Zuid-Amerika en belangrijke spelers als India en Indonesië. Hierbij verliezen we het belang van mensenrechten en de positie van meisjes en vrouwen niet uit het oog.”
Volt erkent dat het Nederlandse slavernijverleden in Indonesië onderbelicht is en wil meer onderzoek en publieke aandacht voor deze geschiedenis. Het belangrijkste concrete voorstel is structurele financiering voor het NiNsee, zodat het ook het slavernijverleden in Indonesië kan onderzoeken en uitdragen. Volt vindt dat kennis over de Nederlandse rol in de slavernij in Indonesië essentieel is voor maatschappelijke erkenning en bewustwording.
Volt stelt dat het slavernijverleden van Indonesië en de Nederlandse rol daarin jarenlang is gebagatelliseerd en te weinig bekend is bij het brede publiek. Daarom wil Volt structurele financiering voor het NiNsee, zodat dit instituut als volwaardig kenniscentrum ook deze geschiedenis kan onderzoeken en uitdragen. Het doel is om het publieke bewustzijn te vergroten en bij te dragen aan erkenning en herstel.
“Daarnaast willen we dat er meer onderzoek en aandacht komt voor het slavernijverleden van Indonesië en de rol van Nederland hierin. Hierover is nog te weinig bekend bij het brede publiek, doordat het jarenlang is gebagatelliseerd.”
“Het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis (NiNsee) ontvangt structurele financiering, net zoals het Nationaal Comité 4 en 5 mei. Deze financiering moet worden ingezet om het NiNsee te steunen om een volwaardig kenniscentrum te kunnen zijn dat kennis verzamelt, beheert en ontwikkelt over de geschiedenis van het trans-Atlantische slavernijverleden en het koloniale verleden.”
BBB ziet Indonesië als een potentiële strategische partner voor Nederland, vooral op het gebied van handel en internationale samenwerking. Het verkiezingsprogramma noemt het expliciet als land waarmee nieuwe kansen voor samenwerking verkend moeten worden, maar doet geen concrete beleidsvoorstellen die specifiek op Indonesië gericht zijn.
BBB wil de mogelijkheden voor strategische samenwerking met Indonesië onderzoeken, naast andere opkomende economieën. Dit wordt vooral genoemd in de context van handel, economie en internationale veiligheid, waarbij het belang van wederzijdse belangen en waakzaamheid voor (cyber)veiligheid wordt benadrukt. Er worden echter geen specifieke projecten of beleidsmaatregelen genoemd die exclusief op Indonesië gericht zijn.
“BBB staat open voor nieuwe strategische samenwerking met bijvoorbeeld India, Zuid Afrika en Indonesië. Ook de samenwerking met China en andere landen in Azië staat hoog op de agenda. Naast wederzijdse belangen in handel en economie, is ook waakzaamheid geboden voor (cyber)veiligheid en hybride dreigingen.”
De ChristenUnie erkent het koloniale verleden van Nederland in Indonesië en ziet dit als een bron van bijzondere verplichtingen jegens Indonesië en haar inwoners. De partij pleit voor erkenning van het slavernijverleden, investeringen in educatie, en het herdenken van deze geschiedenis. Concrete beleidsvoorstellen richten zich op bewustwording en het blijvend onderkennen van de doorwerking van het verleden in de huidige samenleving.
De ChristenUnie vindt dat Nederland een bijzondere verantwoordelijkheid heeft vanwege het koloniale verleden in Indonesië. Dit verleden wordt erkend als een zonde, en de partij wil investeren in educatie, herdenken en het vergroten van bewustzijn over de blijvende impact ervan. Het doel is om recht te doen aan de historische ereschuld en de gevolgen daarvan in de samenleving te adresseren.
“Het koloniale verleden van Nederland in Indonesië, Suriname en de Caribische delen van ons koninkrijk schept bijzondere verplichtingen jegens die landen en haar inwoners. We erkennen de zonde van het slavernijverleden en hebben oog voor de wijze waarop dit nog altijd doorwerkt in onze samenleving. Daarom wordt er geïnvesteerd in educatie en in herdenken en vieren (Keti Koti).”
GroenLinks-PvdA erkent het onderbelichte en pijnlijke koloniale verleden van Nederland, waaronder de geschiedenis met Indonesië, en wil hier actief verantwoordelijkheid voor nemen. De partij pleit voor het vertellen van de volledige geschiedenis, inclusief de minder belichte verhalen over West-Papua en de Molukken, en stelt concrete maatregelen voor zoals het teruggeven van roofkunst. Hiermee wil GroenLinks-PvdA bijdragen aan erkenning, herstel en inclusiviteit voor betrokken gemeenschappen.
GroenLinks-PvdA vindt het belangrijk dat de Nederlandse samenleving eerlijk omgaat met haar koloniale verleden, specifiek ook de geschiedenis met Indonesië, West-Papua en de Molukken. De partij wil dat deze verhalen niet langer worden genegeerd of verheerlijkt, maar juist zichtbaar worden gemaakt en dat er concrete stappen worden gezet richting herstel, zoals het teruggeven van roofkunst en het opzetten van een fonds voor nazaten van tot slaafgemaakten.
“We zorgen dat de verhalen over de helden van onze gedeelde geschiedenis worden verteld en hebben oog voor de nog altijd onderbelichte bladzijden van ons koloniale verleden, waaronder die over West-Papua en de Molukken. Roofkunst geven we terug. Er komt een fonds voor en in het belang van nazaten van tot slaafgemaakten.”
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma