BVNL pleit voor een strikte scheiding tussen staat en religie en wil religieuze uitingen en invloeden in het publieke domein en het onderwijs beperken. Er worden geen expliciete voorstellen gedaan voor directe controle op religieuze les binnen scholen, maar BVNL wil religieuze diensten uit de publieke ruimte weren, salafisme en jihadisme verbieden, en het onderwijs vrijwaren van elke vorm van ideologische of religieuze beïnvloeding. De partij benadrukt dat opvoeding primair bij ouders ligt en dat het onderwijs neutraal en seculier moet zijn.
BVNL vindt dat de overheid en religie strikt gescheiden moeten zijn, waarbij religieuze instellingen geen invloed mogen hebben op het overheidsbeleid of het onderwijs. Dit standpunt is bedoeld om neutraliteit en seculiere principes te waarborgen, zodat religieuze indoctrinatie of beïnvloeding wordt voorkomen.
“De overheid bemoeit zich niet met religieuze aangelegenheden en religieuze instellingen hebben geen invloed op het overheidsbeleid. Wetgeving, rechtspraak en bestuur worden gebaseerd op neutrale, niet-religieuze principes.”
“De staat is seculier. Dat betekent dat, zoals in Frankrijk, in overheidsgebouwen geen hoofddoeken of anderszins zijn toegestaan.”
BVNL wil religieuze uitingen in de publieke ruimte en door de overheid gefinancierde instellingen verbieden, waaronder religieuze diensten, de azan, en overheidsdeelname aan religieuze activiteiten. Dit is bedoeld om neutraliteit in het publieke domein te waarborgen en religieuze invloed te minimaliseren.
BVNL wil salafisme en jihadisme in alle vormen verbieden in Nederland. Dit standpunt richt zich op het tegengaan van extremistische religieuze stromingen die als bedreiging voor de samenleving worden gezien.
“Salafisme en jihad - in alle vormen - moeten verboden worden in Nederland.”
BVNL stelt dat het onderwijs volledig gevrijwaard moet zijn van politieke, ideologische en religieuze vorming. De opvoeding van kinderen is primair de verantwoordelijkheid van ouders, niet van school of overheid. Dit moet voorkomen dat scholen (al dan niet religieus) kinderen indoctrineren.
“Het hele onderwijs, van basisschool tot en met universiteit, wordt gevrijwaard van politiek-ideologische vorming van welke stroming of richting dan ook. De opvoeding van kinderen ligt primair bij de ouders, niet bij de school of de overheid.”
BVNL wil dat het onderwijs zich richt op het doorgeven van de Nederlandse identiteit, cultuur en kernwaarden, in plaats van religieuze of andere ideologische invloeden.
“De Nederlandse identiteit, cultuur, burgerschap en daarbij horende kernwaarden moeten worden doorgegeven in het onderwijs.”
JA21 pleit voor streng toezicht op islamitisch onderwijs en informele islamitische onderwijsinstellingen, met als doel het waarborgen van Nederlandse normen en waarden en het tegengaan van segregatie en parallelle samenlevingen. De partij wil dat de inspectie streng toeziet op de naleving van burgerschapsonderwijs en overweegt een modernisering van artikel 23 van de Grondwet om religieus onderwijs beter te reguleren. Concreet stelt JA21 verscherpt toezicht, sancties bij ongeoorloofde afwezigheid en een debat over de grondwettelijke basis van religieus onderwijs voor.
JA21 ziet de groei van islamitisch onderwijs als een risico voor integratie en de democratische rechtsstaat. De partij wil daarom verscherpt toezicht op islamitische scholen en informele onderwijsinstellingen, met nadruk op het naleven van Nederlandse waarden en het voorkomen van radicalisering.
“Verscherpt toezicht op islamitisch onderwijs.”
“Streng toezicht op informele islamitische onderwijsinstellingen”
“Op de korte termijn zal de inspectie streng erop moeten toezien dat Islamitische scholen een goede invulling geven aan de wet die het burgerschapsonderwijs verplicht stelt.”
JA21 stelt dat het huidige artikel 23 van de Grondwet mogelijk niet meer voldoet voor islamitisch onderwijs en wil een debat over modernisering, zodat democratische waarden en gelijkwaardigheid beter gewaarborgd worden.
“JA21 staat open voor een debat of in het huidige tijdsgewricht artikel 23 van de Grondwet met betrekking tot islamitisch onderwijs nog gehandhaafd kan blijven.”
“JA21 pleit voor een modernisering van artikel 23 GW waarbij eerbiediging van de waarden van de democratische rechtstaat zoals gelijkwaardigheid, vrijheid van geloof en meningsuiting en afwijzing van discriminatie, antisemitisme en haat wordt gewaarborgd.”
JA21 wil dat essentiële Nederlandse waarden verplicht aan bod komen in het onderwijs en dat ongeoorloofde afwezigheid bij deze lessen wordt gesanctioneerd, om zo de vorming tot weerbare burgers te waarborgen.
“Aandacht in het onderwijs voor essentiële Nederlandse waarden en vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting en gelijkwaardigheid tussen man en vrouw. Ongeoorloofde afwezigheid tijdens lessen die hierop betrekking hebben wordt gesanctioneerd.”
Om radicalisering tegen te gaan, wil JA21 buitenlandse financiering van moskeeën verbieden en instellingen sluiten waar wordt aangezet tot geweld, waaronder informele islamitische onderwijsinstellingen.
“De bron van radicalisering wegnemen: verbieden van buitenlandse financiering van moskeeën, sluiten van instellingen waar wordt aangezet tot geweld waaronder bijvoorbeeld bepaalde moskeeën en informele islamitische onderwijsinstellingen.”
De PVV wil islamitisch onderwijs in Nederland volledig verbieden en stelt dat religieuze lessen die de sharia centraal stellen onverenigbaar zijn met Nederlandse waarden en wetten. Volgens de partij verdient islamitisch onderwijs geen bescherming onder de grondwettelijke vrijheid van godsdienst of onderwijs, en moet de overheid hier streng op toezien en ingrijpen. De PVV koppelt dit aan de wens om politieke en religieuze neutraliteit in het onderwijs te waarborgen.
De PVV wil een totaalverbod op islamitisch onderwijs, omdat zij van mening is dat deze scholen de sharia boven Nederlandse wetten stellen en daarmee een bedreiging vormen voor vrijheid en democratie. De partij stelt dat islamitisch onderwijs geen bescherming verdient onder de grondwet en dat de overheid actief moet optreden om dit te verbieden.
“Verbod op islamitisch onderwijs”
“Daarom stelt de PVV dat islamitisch onderwijs geen bescherming verdient onder artikel 6 of 23 van onze Grondwet en moet worden verboden.”
“Deze groei betekent dat steeds méér kinderen onderwijs krijgen waarin de sharia centraal staat in plaats van Nederlandse wetten en waarden.”
De PVV benadrukt dat opvoeding, waaronder religieuze vorming, aan de ouders is en dat scholen politiek en religieus neutraal moeten zijn. Leraren dienen zich te onthouden van het overbrengen van religieuze of politieke overtuigingen, zodat onderwijs zich beperkt tot basisvaardigheden en vaderlandse geschiedenis.
De VVD wil strenge controle op religieus (en informeel) onderwijs om te voorkomen dat kinderen worden blootgesteld aan ondemocratische, discriminerende of radicale ideeën. De partij pleit voor streng toezicht op weekendscholen, transparantie over financiering van religieuze instellingen, en een verbod op lesmateriaal dat aanzet tot haat of discriminatie. De kern van hun visie is dat religieuze vrijheid nooit mag leiden tot ondermijning van de Nederlandse rechtsstaat of uitsluiting van groepen.
De VVD wil dat informele religieuze onderwijsinstellingen, zoals weekendscholen, onder streng toezicht komen te staan om te voorkomen dat kinderen worden geïndoctrineerd met ondemocratische of discriminerende ideeën. Dit toezicht moet snel wettelijk worden geregeld.
“Strenger toezicht op weekendscholen: De Wet toezicht informeel onderwijs, waarmee er streng kan worden ingegrepen bij informele onderwijsinstellingen die kinderen ondemocratische of discriminerende ideeën leren, wordt zo snel mogelijk behandeld.”
De VVD wil dat religieuze instellingen, waaronder moskeeën en weekendscholen, transparant zijn over hun financiering en dat buitenlandse overheden niet meer dan 50% van de financiering mogen verzorgen. Dit om buitenlandse politieke beïnvloeding en ondermijning van de rechtsstaat te voorkomen.
“Religieuze en maatschappelijke instellingen zoals moskeeën en weekendscholen moeten transparant zijn over hun financiering en deze moet worden stopgezet als blijkt dat daarmee onze rechtsstaat wordt ondermijnd.”
“Religieuze organisaties mogen in de toekomst niet voor meer dan 50% financieel afhankelijk zijn van buitenlandse overheden.”
De VVD wil een wettelijk verbod op lesmateriaal dat leerlingen aanzet tot haat, geweld of discriminatie, met expliciete controle door de onderwijsinspectie. Dit geldt voor alle scholen, inclusief religieuze scholen.
“Er komt een verbod op lesmaterialen die leerlingen aanzetten tot haat, geweld of discriminatie. De inspectie krijgt de wettelijke verplichting om hierop te controleren.”
De VVD wil dat organisaties die integratie belemmeren of haat/discriminatie verspreiden geen subsidie meer krijgen en uitgesloten worden van beleidsdialoog.
“We sluiten de geldkraan voor intolerantie: We gaan met de stofkam door subsidieregelingen. We toetsen of organisaties de integratie van nieuwkomers belemmeren. Als dit het geval is wordt de subsidie ingetrokken.”
“Stoppen subsidies haatzaaiers: We stoppen overheidssubsidies van organisaties in binnen- en buitenland die zich schuldig maken aan discriminatie of haatzaaien.”
Het CDA staat pal voor de vrijheid van onderwijs en godsdienstvrijheid, maar wil misbruik van deze vrijheden tegengaan, vooral waar het gaat om het bevorderen van haat, verdeeldheid of buitenlandse beïnvloeding via religieuze instellingen. Concrete voorstellen zijn een wettelijke meldplicht en verbod op buitenlandse financiering van religieuze instellingen uit onvrije landen, met verplichte transparantie over donaties. Directe controle op religieuze les wordt niet genoemd; de focus ligt op transparantie en het voorkomen van ongewenste buitenlandse invloed.
Het CDA wil voorkomen dat buitenlandse mogendheden via geldstromen invloed uitoefenen op religieuze organisaties, wat kan leiden tot misbruik van godsdienstvrijheid en het bevorderen van parallelle samenlevingen. Daarom pleit het CDA voor een meldplicht en verbod op buitenlandse financiering uit onvrije landen, tenzij volledige transparantie en toetsing plaatsvinden. Dit is de meest concrete maatregel die indirect raakt aan controle op religieuze les, door te sturen op de financiering en transparantie van religieuze instellingen.
“We introduceren een wettelijke meldplicht voor buitenlandse giften aan stichtingen en religieuze instellingen, met verplichte publicatie van donateurs, bedragen en bestedingsdoelen.”
“We stellen een verbod in op buitenlandse financiering van maatschappelijke of religieuze instellingen uit landen die op de Freedom House-lijst als onvrij staan, tenzij volledige transparantie en toetsing vooraf plaatsvinden.”
“We staan pal voor godsdienstvrijheid, we geloven in de kracht van saamhorigheid, maar keuren het af als die vrijheid wordt misbruikt om haat, verdeeldheid of parallelle samenlevingen te bevorderen.”
Het CDA verdedigt de vrijheid van onderwijs (artikel 23 Grondwet) en het recht van ouders om een school te kiezen die past bij hun overtuiging, zolang dit niet ten koste gaat van de kwaliteit van onderwijs en voorbereiding op samenleven in een democratische rechtsstaat. Er worden geen concrete voorstellen gedaan voor inhoudelijke controle op religieuze les; de nadruk ligt op het waarborgen van kwaliteit en diversiteit.
“Het CDA staat pal voor de vrijheid van onderwijs. Dankzij dit grondrecht hebben ouders de mogelijkheid een school te kiezen die past bij hun overtuiging en opvattingen mits dat niet ten koste gaat van de kwaliteit van het onderwijs als voorbereiding op het samenleven in een democratische rechtsstaat.”
“Ouders zijn vrij in de schoolkeuze van hun kinderen. Het CDA staat pal voor artikel 23 van de Grondwet.”
BBB wil strengere controle op religieuze lessen, met name gericht op het tegengaan van buitenlandse beïnvloeding, radicalisering en het verspreiden van antidemocratische of haatdragende denkbeelden via islamitische scholen en instellingen. De partij pleit voor een stop op nieuwe islamitische scholen, verbod op haatpredikers en wil de vrijheid van onderwijs beperken als deze leidt tot radicalisering. BBB benadrukt dat scholen niet de ruimte mogen krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden.
BBB ziet buitenlandse beïnvloeding en radicalisering als een groot probleem bij islamitische scholen en wil daarom een stop op nieuwe islamitische scholen en strenge maatregelen tegen ongewenste buitenlandse inmenging via religieuze instellingen. Dit moet voorkomen dat religieuze lessen bijdragen aan gebrekkige integratie, radicalisering of antiwesterse opvattingen.
“Met het oog op de grote problemen bij islamitische scholen vanwege gebrekkige integratie, buitenlandse invloeden, onderwijskwaliteit, radicalisering en anti westerse opvattingen moet er een stop komen op nieuwe islamitische scholen.”
“Daarom willen we verregaande maatregelen tegen ongewenste buitenlandse beïnvloeding en inmenging, bijvoorbeeld via Koranscholen of moskeeën.”
BBB wil voorkomen dat religieuze lessen of bijeenkomsten worden gebruikt om haat of antidemocratische ideeën te verspreiden. Dit gebeurt door het weren van haatpredikers en het verbieden van versterkte gebedsoproepen en groepsgebeden in de openbare ruimte.
“Wetgeving voor gebedsoproepen en haatpredikers. We willen versterkte gebedsoproepen en groepsbidden in de openbare ruimte verbieden. Haatpredikers uit het buitenland ontzeggen we de toegang tot ons land.”
Hoewel BBB de vrijheid van onderwijs belangrijk vindt, wil de partij deze vrijheid beperken als scholen antidemocratische of haatdragende denkbeelden verspreiden. De overheid moet hierop toezien en zo nodig artikel 23 van de Grondwet aanpassen.
“Scholen mogen niet de ruimte krijgen om antidemocratische of haatdragende denkbeelden te verspreiden. De overheid moet deze vrijheid beschermen en bewaken. De komende tijd wordt bezien of dit binnen de grenzen van artikel 23 kan. Indien dat niet zo blijkt te zijn, staat BBB open voor aanpassing om te voorkomen dat deze vrijheid onbedoeld bijdraagt aan radicalisering.”
De ChristenUnie is tegen structureel overheidstoezicht op informeel religieus onderwijs, zoals zondagsscholen en lessen door kerkgenootschappen, en wil de vrijheid van ouders en scholen om levensbeschouwelijk onderwijs te geven beschermen. De partij vindt dat de overheid alleen mag ingrijpen als de rechtsstaat wordt overtreden, maar verder geen actieve controle moet uitoefenen op religieuze lessen buiten het reguliere onderwijs.
De ChristenUnie verzet zich tegen structurele controle of toezicht door de overheid op informeel religieus onderwijs, zoals zondagsscholen of lessen door kerkgenootschappen. Zij vinden dat dit niet proportioneel is en dat de overheid alleen mag ingrijpen bij overtreding van de rechtsstaat. Dit standpunt is ingegeven door het belang dat de partij hecht aan onderwijsvrijheid en ouderlijke zeggenschap over religieuze opvoeding.
“Overheidstoezicht hoort niet thuis in het informeel onderwijs, gegeven door bijvoorbeeld (sport)verenigingen en kerkgenootschappen. De overheid kan nu al ingrijpen wanneer de regels van de rechtsstaat overtreden worden. Overheidstoezicht op al het informeel onderwijs schiet zijn doel voorbij en staat niet in verhouding tot de mogelijke risico’s.”
De ChristenUnie benadrukt het grondwettelijke recht op onderwijsvrijheid en het recht van ouders om hun kinderen op te voeden volgens hun eigen (geloofs)overtuiging. Dit betekent dat scholen ruimte moeten krijgen voor levensbeschouwelijke vorming zonder extra wettelijke eisen of controle van de overheid.
“Ouders kunnen vrij kiezen voor onderwijs dat past bij hun levensovertuiging of onderwijskundige visie. De ChristenUnie staat daarom pal voor artikel 23 uit de Grondwet.”
“De overheid respecteert dat de uitvoering in handen is van scholen en stelt alleen randvoorwaarden.”
“Ouders hebben het recht hun kinderen qua normen, waarden en (geloofs)overtuiging op te voeden zoals zij dat willen. Dat recht werkt door in het onderwijs.”
DENK is fel tegen overheidscontrole op religieus onderwijs en informeel religieus lesgeven. De partij wil bestaande toezichtwetten op religieuze lessen en instellingen intrekken en pleit voor vertrouwen en autonomie voor religieuze onderwijsinstellingen, zonder extra bemoeienis of controle van de overheid.
DENK verzet zich expliciet tegen wettelijke controle op religieus onderwijs en informeel religieus lesgeven. De partij ziet toezicht als een vorm van wantrouwen en overheidsbemoeienis die religieuze vrijheid belemmert. DENK wil daarom bestaande toezichtwetten zo snel mogelijk intrekken.
DENK verdedigt het recht op religieus en bijzonder onderwijs zonder extra overheidsbemoeienis. De partij wil dat religieuze instellingen met vertrouwen worden benaderd en dat knellende regels en overheidscontrole verdwijnen, zodat deze instellingen hun maatschappelijke en educatieve rol zelfstandig kunnen invullen.
“Religieuze instellingen worden met vertrouwen benaderd. Knellende regels die de maatschappelijke activiteiten van religieuze instellingen belemmeren worden afgeschaft en de overheidsbemoeizucht bij religieuze instellingen verdwijnt.”
“Volledig behoud van bijzonder en religieus onderwijs. DENK verdedigt zonder voorbehoud het recht op religieus en bijzonder onderwijs. Artikel 23 van de Grondwet blijft onaangetast.”
GroenLinks-PvdA wil religieus en informeel onderwijs dat indruist tegen Nederlandse waarden en normen aanpakken en stelt voor om hierop toezicht te houden. Ze pleiten voor modernisering van artikel 23, zodat scholen niemand mogen weigeren op basis van geloof, en willen de Onderwijsinspectie meer bevoegdheden geven om scholen te controleren. Het programma benoemt expliciet de wens om ondermijning van Nederlandse normen en waarden in weekendscholen tegen te gaan.
GroenLinks-PvdA erkent dat sommige weekendscholen (waar vaak religieus onderwijs wordt gegeven) lesmethoden hanteren die botsen met Nederlandse waarden en normen. De partij wil ingrijpen waar dit gebeurt en onderzoekt hoe ondermijning van deze normen effectief kan worden tegengegaan. Dit standpunt richt zich direct op controle en toezicht op religieus geïnspireerd informeel onderwijs.
“Helaas zijn er te veel voorbeelden van weekendscholen waar les wordt gegeven op een manier die indruist tegen Nederlandse waarden en normen. Waar dit gebeurt pakken we dit aan. We bezien hoe we effectief ondermijning van onze normen en waarden tegen kunnen gaan.”
De partij wil artikel 23 van de Grondwet moderniseren zodat scholen geen kinderen of leraren mogen weigeren op basis van hun geloof of achtergrond. Dit is een principiële keuze voor inclusiviteit in het onderwijs, en raakt aan de positie van religieuze scholen, maar betreft niet direct inhoudelijke controle op religieuze les, wel op toelatingsbeleid.
“We moderniseren artikel 23. Het wordt voor scholen verboden om kinderen of leraren te weigeren op basis van hun geloof of achtergrond.”
GroenLinks-PvdA wil de Onderwijsinspectie meer bevoegdheden geven om scholen te controleren en te corrigeren, onder andere op de besteding van onderwijsgeld. Hoewel dit niet expliciet over religieuze lesinhoud gaat, impliceert het een bredere wens tot toezicht op scholen, wat ook relevant kan zijn voor religieus onderwijs.
“De Onderwijsinspectie krijgt meer bevoegdheden om scholen te controleren en te corrigeren op de besteding van onderwijsgeld.”
De SGP is tegen algemeen toezicht of controle op religieuze lessen en informeel onderwijs binnen kerken en soortgelijke organisaties. Zij pleiten voor vertrouwen in deze instellingen en willen alleen ingrijpen bij ernstige problemen zoals aanzetten tot geweld of ondermijning. De partij benadrukt het belang van vrijheid van onderwijs en het respecteren van de eigenheid van religieuze instellingen.
De SGP verzet zich tegen breed toezicht of controle op religieuze lessen en informeel onderwijs in kerken, scouting en sportverenigingen. Zij vinden dat de overheid moet uitgaan van vertrouwen in deze instellingen, tenzij er sprake is van ernstige misstanden zoals geweld of ondermijning. Dit standpunt is ingegeven door het belang dat de SGP hecht aan godsdienstvrijheid en de autonomie van religieuze gemeenschappen.
“De overheid gaat uit van vertrouwen in kerken en maatschappelijke organisaties, niet van wantrouwen. Er komt dus geen algemeen toezicht op vormen van informeel onderwijs in onder andere kerken, scouting en sportverenigingen. Ernstige problemen zoals het aanzetten tot geweld en ondermijning worden gericht bestreden.”
De SGP benadrukt dat de vrijheid van onderwijs, inclusief religieus onderwijs, essentieel is voor de samenleving. Zij vinden dat de overheid de eigenheid en identiteit van opleidingen moet respecteren en niet onnodig moet ingrijpen in de inhoud van religieus onderwijs.
De SP wil de scheiding tussen leerlingen op basis van religie in het onderwijs tegengaan en pleit voor inclusieve, openbare scholen waar afkomst of geloof geen rol speelt. Zij willen een algemene acceptatieplicht invoeren en het moderniseren van artikel 23 van de Grondwet, zodat religieuze scholen geen kinderen meer kunnen weigeren op basis van geloof. De nadruk ligt op verbinding en gelijke toegang, niet op het direct controleren van religieuze lessen, maar op het beperken van de invloed van religie op toelating en schoolkeuze.
De SP vindt het scheiden van leerlingen op basis van godsdienst of levensbeschouwing achterhaald en ongewenst. Ze willen dat scholen geen gesloten bolwerken zijn, maar inclusieve plekken waar ieder kind welkom is, ongeacht geloof. Dit wordt bereikt door een algemene acceptatieplicht en het moderniseren van artikel 23 van de Grondwet. Dit standpunt adresseert het probleem van segregatie en indirect de invloed van religieuze lessen door te streven naar meer openbare en inclusieve scholen.
“Leerlingen scheiden op basis van godsdienst of levensbeschouwing is daarom achterhaald en ongewenst. We willen geen gesloten bolwerken, maar scholen die midden in de samenleving staan. Wij kiezen dan ook voor openbare en inclusieve scholen, waar afkomst, geloof of levensovertuiging geen drempel vormen.”
“Scholen mogen geen kinderen weigeren. Elke school moet ieder kind accepteren, ongeacht geloof, afkomst, beperking of inkomen. We voeren daarom een algemene acceptatieplicht in.”
“We maken daarom een begin met de modernisering van artikel 23 van de grondwet.”
FVD spreekt zich in het verkiezingsprogramma niet expliciet uit over controle op religieuze les of toezicht op religieus onderwijs. Het programma benadrukt vooral het belang van keuzevrijheid, autonomie van scholen en het behoud van artikel 23 van de Grondwet, waarmee religieuze scholen hun eigen identiteit en aannamebeleid mogen behouden. Concrete voorstellen over extra controle of beperking van religieuze lessen ontbreken.
FVD wil dat scholen, inclusief religieuze scholen, hun eigen identiteit en aannamebeleid behouden en pleit tegen inmenging van de overheid in de inhoud van het onderwijs. Dit betekent dat religieuze scholen vrij blijven in hun lesaanpak, zolang zij binnen de wettelijke kaders opereren.
NSC erkent de vrijheid van religieus onderwijs, maar stelt duidelijke grenzen aan deze vrijheid om misbruik en ondermijning van fundamentele waarden te voorkomen. Ze willen dat de Onderwijsinspectie toezicht houdt op naleving van het reguliere curriculum en de wet, en pleiten voor transparantie in financiering van religieuze instellingen. Fundamentalistische stromingen die mensenrechten schenden of buitenlandse beïnvloeding zoeken, worden expliciet afgewezen.
NSC vindt dat religieuze scholen vrij zijn in hun grondslag, maar dat deze vrijheid niet mag leiden tot afwijking van het reguliere curriculum of overtreding van de wet. De Onderwijsinspectie moet hier actief op toezien om misbruik te voorkomen en fundamentele waarden te beschermen.
“We erkennen de vrijheid van ouders en scholen om een eigen levensbeschouwelijke grondslag te kiezen als basis voor de opvoeding en vorming van kinderen. Hierbij moet worden voldaan aan het reguliere curriculum en aan de wet. De Onderwijsinspectie moet hierop kunnen toezien. We hechten aan artikel 23 van de Grondwet, maar de vrijheid van onderwijs mag niet worden misbruikt.”
NSC wil voorkomen dat fundamentalistische religieuze stromingen of buitenlandse regimes invloed uitoefenen op onderwijs en religieuze instellingen. Transparantie over financiering en het verbieden van praktijken die haaks staan op Nederlandse waarden zijn hierbij essentieel.
“We trekken een duidelijke grens ten aanzien van fundamentalistische stromingen die de vrijheden en mensenrechten aantasten. En aan beïnvloeding door buitenlandse regimes. Religieuze instellingen worden verplicht om transparant te zijn over hoe ze worden gefinancierd. En we accepteren geen praktijken die haaks staan op onze waarden en vrijheden,”
De Partij voor de Dieren vindt dat de vrijheid van onderwijs niet mag worden misbruikt om te discrimineren, bijvoorbeeld in religieus onderwijs. Zij willen dat de Onderwijsinspectie optreedt als scholen tekortschieten en pleiten voor aanpassing van artikel 23 van de Grondwet om discriminatie, zoals het afwijzen van homoseksualiteit en genderdiversiteit, te voorkomen. Concrete controle op religieuze les is dus gericht op het waarborgen van gelijke behandeling en het tegengaan van discriminatie.
De PvdD wil voorkomen dat religieuze scholen hun vrijheid gebruiken om te discrimineren, bijvoorbeeld door het afwijzen van LHBTIQA+-personen. De partij stelt dat de Onderwijsinspectie moet ingrijpen bij overtredingen en dat de Grondwet wordt aangepast om deze controle te versterken. Dit standpunt richt zich direct op het toezicht op religieus geïnspireerde lessen en schoolbeleid.
“De vrijheid van onderwijs mag niet misbruikt worden om te discrimineren. Intentieverklaringen die homoseksualiteit en genderdiversiteit afwijzen zijn onacceptabel. Artikel 23 van de Grondwet wordt daarom aangepast.”
“Als scholen hierin tekortschieten, treedt de Onderwijsinspectie op.”
Volt wil stoppen met het financieren van religieus onderwijs en pleit voor het aanpassen van artikel 23 van de Grondwet om dit mogelijk te maken. Hun visie is dat kinderen van verschillende geloofsovertuigingen elkaar op school moeten ontmoeten en van elkaar leren, zonder segregatie op basis van religie. Volt ziet het beëindigen van religieuze financiering als een noodzakelijke stap voor een open en inclusieve samenleving.
Volt wil dat de overheid niet langer religieus onderwijs financiert, zodat kinderen met verschillende achtergronden elkaar op school kunnen ontmoeten. Dit moet segregatie tegengaan en bijdragen aan een open samenleving. Hiervoor is een grondwetswijziging nodig.
“We houden op met het financieren van religieus onderwijs. Voor een open samenleving is het nodig dat kinderen uit alle geloofsovertuigingen elkaar al op school kunnen leren kennen. Door te stoppen met het bekostigen van scholen die één of meerdere geloofsovertuigingen uitdragen, zullen kinderen met verschillende wereldbeschouwingen elkaar eerder ontmoeten en van elkaar leren. Voor het realiseren van dit voorstel is aanpassing van artikel 23 van de Grondwet nodig.”
Volt wil alle scholen publiek toegankelijk maken en financiële drempels wegnemen, zodat gelijke kansen voor alle kinderen worden gestimuleerd. Dit betekent ook het afschaffen van regelingen die religieuze of particuliere scholen bevoordelen.
“We schaffen privéscholen en de IGBO- en IGVO-regelingen af. Alle scholen worden publiek toegankelijk zonder financiële drempels. Zo stimuleren we gelijke kansen voor alle kinderen.”
BIJ1 doet in haar verkiezingsprogramma geen concrete voorstellen voor extra controle op religieuze lessen of religieus onderwijs. In plaats daarvan pleit de partij juist voor meer vrijheid en bescherming van religieuze uitingen, en het opheffen van beperkingen op religieuze kleding. Er zijn geen passages die pleiten voor toezicht, regulering of controle op religieuze les of religieuze instellingen.
BIJ1 verzet zich tegen beperkingen op religieuze uitingen en pleit voor meer keuzevrijheid rondom religie, maar noemt nergens de wens of noodzaak tot extra controle op religieuze lessen of religieus onderwijs. De partij richt zich vooral op het bestrijden van discriminatie en het waarborgen van vrijheid van religie.
“Het gedeeltelijke verbod op gezichtsbedekkende kleding (in de volksmond “niqab-verbod”) heffen we direct op. Ook het verbod op een hoofddoek dragen voor rechters, griffiers en bij de politie heffen we op. Er komt meer keuzevrijheid in vrije dagen opnemen voor religieuze- en levensovertuiging.”
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma
Niet expliciet genoemd in verkiezingsprogramma